Klassiek Flashcards

1
Q

Wanneer was de Klassiek?

A

1786-1805

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Met welke steden en dichters is deze periode verbonden?

A

Weimer en Jena

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit wat de Klassiek is.

A

Het is de voorbeeldfunctie die de auteurs uit de Klassieke Oudheid hadden voor de literatuur. Later werd klassiek ook wel in algemene zin gebruikt voor een nationale bloeitijd van hoogstaande literatuur. Meestal werd er in zo;n bloeiperiode dan teruggegrepen op de literatuur van de Klassieke Oudheid, soms via de cultuur van de Renaissance, als voorbeelden, waarbij welbewust de tijd van de Middeleeuwen werd overgeslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke invloed hebben de reizen naar Italië op Goethe?

A

Hij hervindt zijn evenwicht en hij raakt onder de indruk van de Klassieke Oudheid. Hij kon zich net als een kunstenaar uit de klassieke oudheid volledig concentreren op wat hij als zijn eigenlijke opdracht beschouwde: natuur en kunst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe dacht Schiller de ideeën van de Verlichting en de Franse Revolutie (vrijheid, gelijkheid en broederschap) het beste te kunnen verwezenlijken?

A

Schiller geloofde in opvoeding of liever, in een degelijke vorming van alle staatburgers. De kern van deze opvoeding zag hij, evenals Goethe, in het klassieke schoonheidsideaal. Een intensieve omgang met de kunst en de literatuur van de Klassieke Oudheid zou een positieve bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe beschouwden Goethe en Schiller het theater in deze tijd?

A

De toneelstukken waren gemaakt om het idee van de humaniteit en vrijheid te verspreiden. Toneel beschouwden zij als scholing in praktische wijsheid en als richtingwijzer voor de verlichte burger, die hier meer kon leren dan via wetgeving of religie mogelijk was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe veranderen Goethe en Schiller? De eenzijdige nadruk op vrijheid en gevoel verandert in …

A

een streven naar harmonie tussen verstand en gevoel, zelfontplooiing en zelfbeschikking, plicht en vrijheid in dienst van ware menselijkheid naar Grieks voorbeeld, gekenmerk door het streven naar kennis van het Goede, het Ware en het Schone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaraan werkten Goethe en Schiller samen

A

926 Xenien en een briefwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie waren voor Goethe van grote invloed op Schiller?

A

Immanuel Kant en Wilhelm von Humboldt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is bijzonder aan het ontstaan van het stuk Wilhelm Tell?

A

Schiller was zelf nooit in Zwitserland geweest, maar hij kende het land alleen uit verhalen van Goethe, het werd het nationale epos van de Zwitsers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 2 redenen waarom dit toneelstuk het nationale epos van Zwitserland is.

A
  1. Het gaat over Wilhelm Tell, de vrijheidsstrijder en de nationale volkshld.
  2. Rütlischwur: vertegenwoordigers van de drie Urkantone van Zwitserland een eed van trouw in hun strijd voor onafhankelijkheid hebben gezworen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de thema’s van de balladen van Goethe en Schiller?

A

Goethe: verhouding tussen mens en natuur
Schiller: filosofische thema’s voor zijn gedichten waarin een bepaalde hoogstaande morele idee wordt behandeld (liefdeloosheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het thema in Faust?

A

Keuze tussen goed en kwaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly