Kinderopvang 3 Flashcards

1
Q

COVID-19 en school

A

Cognitieve gevolgen:

Sociaal-emotionele gevolgen:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociaal-emotionele gevolgen:

A

Meer angstigheid, boosheid, depressieve klachten, slaapproblemen, verminderd welbevinden, stressvolle gezinsrelaties.
Sommige kinderen ervaarden een positiever gezinsklimaat en konden om blijven gaan met andere kinderen in veilige privé bubbels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cognitieve gevolgen:

A

Leerachterstand tot 40% van een schooljaar, maar ongelijk verdeeld.
Sommige kinderen boekten leerwinst (met name in taalvakken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

langetermijngevolgen van rampen

A

School is een belangrijke sociale gemeenschap voor kinderen en ouders, en sluiten van scholen een zwaar middel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Partnerschap

A

respect voor, en benutting van, de eigen culturele en linguïstische hulpbronnen, inbreng van iedere ouder op basis van eigen sterke punten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

klas als sociale micro-context

A

Relaties en interacties, sfeer, plezier, vriendschappen.
Maar ook:
Sociale vergelijking.
Pesten, gepest en afgewezen worden.
Populaire leerlingen.
Invloed op de ontwikkeling, het leren en de motivatie van leerlingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leraar-leerling relatie

A

Conflict.
Afhankelijkheid.
Veilige gehechtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Directe instructie

A

Kennis’ is een soort pakket van feiten, begrippen, procedures (vaak in de vorm van een studieboek of methodeboek) dat ‘overgedragen’ moet worden.
Gestructureerd in logische brokstukken, frequent toetsen van (feiten)kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontdekkend, onderzoekend (probleemgestuurd) leren

A

‘Kennis’ moeten leerlingen zelf als het ware ontdekken en construeren door zoeken, uitproberen, nadenken – in relatie tot een complex probleem.
Soms met minimale instructie en toetsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociaal leren

A

educatieve dialogen, samenwerkend (coöperatief) leren, dialogisch lezen → optimale combinatie van leidend en samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Klasgesprekken

A

Niet alle leerlingen krijgen een beurt, de gesprekjes zijn kort, met weinig ruimte voor initiatief van de leerlingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Educatieve dialogen

A

Kleine groep.
Meerdere beurten, gelijkwaardige deelname.
Gedeeld denken rondom één centraal onderwerp.
Uitbreiding, verdieping, samenhang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tutoring

A

in kleine groepen of individueel is een van de meest effectieve instructiemethoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Coöperatief leren

A

Positieve effecten van heterogeen groeperen, met beloning voor de groep als geheel en aparte waardering voor individuele rollen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Differentiatie in de klas

A
Als er meer wordt 
gedifferentieerd 
wordt binnen de klas en het schoolsysteem, 
is de motivatie van leerlingen voor 
leren lager.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Feedback

A

Persoonsgerichte feedback leidt bij leerlingen tot het idee dat ze over een vaste hoeveelheid intelligentie beschikken waar weinig aan te veranderen isv

Procesgerichte feedback leidt in het algemeen tot betere leermotivatie

17
Q

soorten feedback

A

Persoonsgerichte ↔ Procesgerichte feedback.
Zelfreferentiële feedback ↔ Normatieve feedback.
Positieve feedback ↔ Negatieve feedback.

18
Q

Summatieve toetsen

A

Cijfers als ‘beloning’ → normatieve feedback, vergelijking met medeleerlingen.
Doorgaans weinig feedback op het proces.

19
Q

Klassikale tempotoets rekenen → normatieve feedback, persoonsgericht, sociale vergelijking

A

Faalangst, lage motivatie voor rekenen.

Negatief zelfbeeld.

20
Q

Formatieve toetsen

A

bedoeld om het proces te beoordelen en leerlingen gericht te kunnen begeleiden om bepaalde hobbels te overwinnen.

21
Q

Cohortonderzoeken wereldwijd

A

Vroege zelfregulatie en verbale en visueel-motorische vaardigheden zijn consistente voorspellers van belangrijke uitkomsten in de volwassenheid – opleiding, beroep, inkomen, gezondheid, welbevinden.

22
Q

sterkste voorspellers van de latere sociaal-economische status.

A

Vroege verbale en visueel-motorische vaardigheden

23
Q

Goed gedrag (≈ zelfregulatie) voorspelt

A

sociaaleconomische uitkomsten maar vooral psychisch welzijn en lichamelijke gezondheid.

24
Q

Goed gedrag (≈ zelfregulatie) voorspelt

A

sociaaleconomische uitkomsten maar vooral psychisch welzijn en lichamelijke gezondheid.

25
Q

Bij betere zelfregulatie op driejarige leeftijd

A

minder gezondheidsproblemen, lagere criminaliteit, hoger inkomen en meer positief ouderschap.

26
Q

Perry Preschool Program

A
Minder criminaliteit
Minder afhankelijk van uitkeringen
Hogere schooldiploma’s
Hogere inkomens
Meer eigen huisbezit
27
Q

Rate of return on investment’

de Heckman-curve

A

Hoger maatschappelijk
rendement wanneer de
pedagogische interventie
vroeger plaatsvindt.

Hoger rendement van
interventies die gericht
zijn op kinderen in
achterstandssituaties.

28
Q

Kindgebonden risico’s

A

Lastig temperament, laag IQ.

Slechte gezondheid, laag geboortegewicht

29
Q

Risico’s in de microsystemen

A

Kille, niet-sensitieve opvoeding.

Gebrek aan monitoring en (cognitieve) stimulering

30
Q

Risico’s in de meso- en exosystemen:

A

Lage opleiding, problemen op het werk.

Onveilige, vervuilde, a-sociale buurt.

31
Q

Risico’s in het macrosysteem:

A

Sociaaleconomische politiek, inkomensverschillen, armoede.

Beleid en wetgeving.

32
Q

Beschermende factoren

A

Kindgebonden:
Gezins- en opvoedergebonden
Beleidsniveau:

33
Q

Universeel: alle kinderen en gezinnen worden in principe bereikt

A

Voordelen: algemene preventie ook bij onbekende risico’s of bij risico’s die in principe alle kinderen kunnen treffen.
Nadelen: kostbaar!

34
Q

Doelgroepspecifiek: alleen kinderen en gezinnen met vooraf bekende risicofactoren.

A

Voordelen: kosten-efficiënt, egaliserend.
Nadelen: stigmatiserend.
Minder efficiënt als het doelgroepcriterium onprecies is.

35
Q

‘Progressive universalism

A

universele voorzieningen maar met de mogelijkheid om behoefte-gestuurd extra interventies toe te passen.