Kern van de stof Flashcards
Blurring of the sectors (Rainey)
Gemengde vormen, tussenvormen en hybride vormen: private organisaties met publieke taken: Vraagstukken over verantwoording van geld en middelen Nonprofits: private organisaties die functies uitvoeren vergelijkbaar met overheidsinstanties. Vaak een public service missie en geregeld subsidie
Functionele analogieën: doen hetzelfde, kan van binnen en van buiten Organisaties lijken in functies op elkaar: directeuren, secretaressefuncties, programmeurs. Maar ook een privéschool en een openbare school
Complexe interrelaties: contracten, relaties tussen publiek-privaat, overheid acteert ook als private partij. Overheden kopen producten en diensten van niet-overheden als private partij. Daarnaast subsidiëren ze private organisaties, hebben ze contracten lopen etc.
Analogieën vanuit sociale rollen en context: ngo’s voeren zaken uit, private organisaties moeten door regels vanuit overheid ook publieke waarden nastreven
Overheden gebruiken wetten en regels om private bedrijven te beïnvloeden. Private partijen delen hier in de uitvoering van publiek beleid door zich aan de regels en wetten te houden.
Noodzaak/redenen van bestaan publieke organisaties
Normatieve/politieke redenen: publieke waarden, eisen van belangengroepen of partijen, publiek belang
Economische redenen
- Publieke goederen en free riders
- Individuele incompetentie
- Externaliteiten
Verschil tussen Bozeman en Moore in definitie
Moore: dat wat de overheid biedt is publieke waarde.
Bozeman: alles wat de samenleving wenst is publieke waarde.
Bozeman en mate van publiekheid
Twee dimensies: politieke autoriteit en economische autoriteit
Economische autoriteit: zeggenschap over eigen financiële middelen. Groeit als eigenaren en managers meer controle hebben over het gebruik van middelen van de organisatie en daalt wanneer externe overheidsautoriteiten meer controle uitoefenen over hun financiën
Politieke autoriteit: bevoegdheden, dwang. Groeit wanneer een organisatie bindende besluiten mag nemen ten aanzien van burgers.
De publiekheid hangt af van de plaatsing op deze assen.
Soorten eigenaarschap (Mintzberg)
Privately owned organizations
Publicly/state owned organisaties.
Coöperaties (op basis van leveranciers, klanten of medewerkers) -> coöperatieve vereniging. ALV = eigenaar
Non-owned (NGO’s, NBO’s, NCO’s: universiteiten, ziekenhuizen, goede doelen) -> vaak stichtingen.
Vier petten in de samenleving (Mintzberg)
Klant (bedrijfsmatige overheid, zaken die je ook gewoon privaat kan maken. Kanttekening is winst maken. Vereist bedrijfsmatige aanpak),
Burger (overheid weegt belangen af),
Cliënt (vereist een professionele overheid),
Onderdaan/subject (dwingend optreden, afhankelijk van de overheid)
Modellen voor het managen van overheden
Government-as-Machine model
Government-as-network model
Performance-control model
The virtual government model
Normative-control model
Government-as-Machine model:
Machine gedomineerd door regels, regulering en standaarden. Zowel in de superstructuur (controlerende autoriteit) en in de microstructuur (activiteiten van agentschappen/uitvoerders). Iedere uitvoerder controleert zijn mensen en activiteiten net zoals de uitvoerder gecontroleerd wordt door het centrale staatsapparaat. Motto: control, control, control. Bureaucratisch, als reactie op corruptie en willekeur. Biedt gelijkheid en betrouwbaarheid, maar weinig flexibiliteit, responsiviteit. Vb. belastingdienst
Government-as-network model:
Tegenovergesteld van het machinemodel. Losser, vrijer en interactief. Overheid is een met elkaar verbonden systeem, bestaande uit tijdelijke relaties om problemen op te lossen die op te radar komen gelinkt door informele communicatiekanalen. Motto: connect, communicatie en collaborate. Vb. buitenlands beleid, acute situaties,
Performance-control model:
Motto: isoleren, toewijzen, meten. Wil overheid meer een bedrijf maken, als ideaal een divisionele structuur met daaronder bedrijven met eigen targets waar managers verantwoordelijk voor zijn. Superstructuur plant en controleert, microstructuur voert uit. Door veel verantwoording en verantwoordelijkheid voor targets bij managers te leggen verstevigt het juist het machinemodel. Vb. prestatieafspraken overheden-unversiteiten
The virtual government model:
Performance model tot aan zijn limiet. De beste overheid is geen overheid. Zoveel mogelijk naar de private sector. Motto: privatiseer, contracteer en onderhandel. Vb. NS, PostNL
Normative-control model:
Gaat niet om systemen maar om ziel. Motto: select, socialiseer en oordeel. Belangrijkste is toewijding, in twee richtingen: toewijding voor en door de leverancier van de dienst. Werken als toegewijde ambtenaar met geïnternaliseerde waarden. Zorg, onderwijs etc. Verticale controle door superstructuur is normatief, niet technocratisch. Microstructuur is meer missionair, egalitair en energiek. Minder machine en hiërarchie. Vb.
Strategie volgens Bryson & George
Een concrete aanpak voor het afstemmen van de aspiraties/ambities en de vermogens/mogelijkheden van publieke organisaties of andere entiteiten om doelen te behalen en publieke waarde te creëren. Aantal belangrijke overwegingen:
Strategies zijn nodig en ontstaan in elke context waarin ambities en vermogens afgestemd moeten worden
Strategie verduidelijkt hoe ambities gehaald kunnen worden gegeven de context en bepaalde (nog benodigde) vermogens
Verschil deliberate en emergent strategie
Strategie kan bewust worden geformuleerd, ze kunnen ongepland opkomen als een wenselijk patroon (en achteraf erkend worden als goede strategie) en gerealiseerd worden.
Definitie strategizing
Activiteiten ondernomen door publieke organisaties of andere entiteiten om bewust en opkomend aspiraties en capabiliteiten af te stemmen. Met daarbij rekening te houden met huidige capabiliteiten en de gegeven context.
Strategie is niet iets wat je hebt, maar wat je doet.
Oftewel: een behoefte om te stabiliseren wat gestabiliseerd zou moeten worden, terwijl er voldoende flexibiliteit blijft op het gebied van doelen, beleid, strategieën en processen om: complexiteit te managen, gebruik maken van belangrijke kansen en het bevorderen van veerkracht en duurzaamheid in het licht van een onzekere toekomst.
Strategisch plannen
Een redelijk overwogen benadering van strategizing door publieke organisaties of andere entiteiten die zich richt op strategieformulering. Bevat:
- Analyseren bestaande mandaat, missies, waarden en visie
- Formuleren van geüpdatete missies, waarden en visie-statements
- Analyseren van interne en externe omgeving om strategische issues te identificeren
- Formuleren van een concrete en implementeerbare strategieën om de geïdentificeerde issues te adresseren
Definitie en onderdelen strategisch management
Een benadering voor strategizing door publieke organisaties of andere entiteiten die strategieformulering en implementatie integreert. Bevat doorgaans strategisch plannen of strategie te formuleren, manieren om strategie te implementeren en continu strategisch leren.
Bevat:
- Strategisch plannen
- Budgetteren, prestatiemeting en management en evaluatie
- Feedback tussen deze elementen voor strategisch leren
Belangrijk hierbij is het continue strategisch leren, waardoor organisaties periodiek en continu de relevantie van zijn strategieën beoordeeld of ze werken en of nieuwe strategieën opkomend of nodig zijn.
Verschillen strategy, strategizing, strategisch plan en strategisch management
Strategy: strategie, statisch plan
Strategizing: actief, proces
Strategisch plan: document voor de komende drie tot vijf jaar, statisch
Strategisch management: planning + leren + implementatie, aanpassen aan praktijk. Nog belangrijker voor publieke organisaties door veel stakeholders, onzekere omgeving.
Five forces van Porter
- De dreiging van nieuwe toetreders
- De macht van klanten
- De macht van leveranciers
- De dreiging van substituten
- Concurrentie onder huidige deelnemers
Dreiging van nieuwe toetreders
Nieuwe toetreders brengen nieuwe capaciteiten, wens om marktaandeel te vergaren en vaak substantiële middelen. Hangt af van de barrières voor toetreding:
- Schaalvoordelen
- Productdifferentiatie: merkherkenning/klantloyaliteit
- Kapitaalvereisten: veel R&D vereist
- Kostennadelen onafhankelijk van grootte: experience (hoeft niet van belang te ijn) en learning curve (efficiëntie door herhaling van medewerkers), toegang tot de beste rauwe materialen, subsidies, locaties.
- Toegang tot distributiekanalen
- Overheidsbeleid
De verwachtingen van rivalen doen er ook toe: als een potentiële rivaal verwacht dat anderen agressief reageren of dat in het verleden hebben gedaan. Of:
- Bestaande organisaties over veel middelen beschikken om terug te bechten
- Bestaande organisaties waarschijnlijk prijzen gaan verlagen om marktaandeel te behouden
- Groei in de industrie laag is
Macht van leveranciers
Leveranciers zijn machtig als:
- Ze bestaan uit een paar bedrijven en het meer concentratie kent dat de industrie waaraan het levert
- Zijn product is uniek of tenminste gedifferentieerd, of als het switching costs moet opbouwen (kosten die kopers krijgen wanneer ze wisselen van leveranciers)
- Ze niet met andere producten hoeven te concurreren voor de verkoop aan de industrie
- Ze een legitieme dreiging vormen om naar voren te integreren, richting het bedrijf van de koper
- De industrie is niet een belangrijke klant van de leveranciersgroep
Macht van klanten
Kopers/afnemers zijn machtig als:
- Ze geconcentreerd zijn of grote volumes inkopen
- De producten die ze kopen van de industrie gestandaardiseerd of ongedifferentieerd zijn
- De producten die ze kopen van de industrie een deel vormen van hun product en een significant deel van de kosten vertegenwoordigen.
- Ze weinig winst maken, waardoor er meer belang is om inkoopkosten te verminderen
- De kwaliteit van het product wat ze kopen onbelangrijk is voor de kwaliteit van de producten of diensten van de afnemer
- Het product van de industrie bespaart de afnemer/koper geen kosten.
- De afnemers vormen een legitieme dreiging om naar achteren te integreren
Dreiging van substitutiegoederen
Macht van organisaties worden beperkt door substituten. Komen snel in beeld wanneer een ontwikkeling in een substitutie-industrie zorgt voor kostenreductie of betere prestaties. Meeste strategische aandacht nodig voor:
- Substituten die onderhevig zijn aan trends waarbij hun prijs-prestatie compromis beter wordt
- Substituten die geproduceerd worden door industrieën die veel winst maken
Concurreren voor positie
Rivaliteit hangt af van een aantal factoren, intense rivaliteit komt voor bij:
- Veel concurrenten of gelijke concurrenten in grootte en macht
- Groei in de industrie is traag, wat leidt tot gevechten over marktaandeel
- Producten of diensten hebben geen differentiatie of switching costs
- Vaste kosten zijn hoog, of het product is niet lang houdbaar
- Hoge exit barriers
- Rivalen zijn divers in strategie, oorsprong en ‘persoonlijkheden’.
De Balanced Scorecard
Set aan metingen die managers een snel maar omvattend beeld geeft van de organisatie. Zie het als de knoppen en indicatoren in een cockpit.
Vier perspectieven:
- Klantperspectief (hoe zien klanten ons?)
- Intern perspectief (Waarin moeten we excelleren?)
- Innovatie- en leerperspectief (Kunnen we blijven verbeteren en waarde creëren)
- Financieel perspectief (hoe zien aandeelhouders ons?)