KENNISCLIPS MODULE 3 Flashcards

1
Q

(K1) Taalbeleid binnen sociale ruimte?

A
  • wordt beïnvloed door taalideologie
  • heeft impact op ons taal
  • Krijgt vorm in de samenleving, maar ook binnen bepaalde delen/ruimtes vd samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(K1) Taalbeleid gebeurd binnen een sociale ruimte, hoe is de dynamiek?

A

Een complex samenspel van factoren die we kunnen omschrijven als het taalbeleid van een bepaalde ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(K1) TAALBELEIDSMODEL VAN SPOLSKY, geef de drie elementen.

A
  1. STURENDE ELEMENTEN (management) = de regels in een kinderdagverblijf rondom taal of meertaligheid
  2. OVERTUIGINGEN VAN BEGELEIDERS IN KINDERDAGVERBLIJF (beliefs)
    = kunnen eentalig en meertalig zijn hangen vaak samen met eigen ervaringen
  3. DE PRAKTIJKEN IN EEN KINDERDAGVERBLIJF (practices)
    = wat doet een begeleider in interactie met de ouders, de baby’s of de peuters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(K1) In een sociale ruimte heb je dus drie componenten die (4)

A
  • autonoom van elkaar werken
  • tegelijkertijd ook op elkaar inwerken
  • een eentalig beleid invloed op praktijk van professionals
  • overtuigingen van personen hebben invloed op de regels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(K1) Wat kan er ook binnen die sociale ruimte? Geef een voorbeeld?

A

Professional die met ouders praat en vaststelt dat hij/zij meertaligheid kan benutten, dit heeft impact op de overtuigingen en op zijn beurt invloed op de regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(K1) Drie componenten van hoe taalbeleid vorm krijgt hebben invloed op elkaar. Wat is hierbij belangrijk te onthouden?

A

De meest sterke positie zijn die uiteraard een invloed kunnen hebben op vooral de STURENDE COMPONENT/MANAGEMENT, de regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(K1) Taalbeleid tussen verschillende ruimtes?

A

De ruimtes staan ook in relatie tot andere sociale ruimtes en die beïnvloeden elkaar en hoe taalbeleid in die verschillende sociale ruimtes vorm krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(K1) Wat ontwierpen Ricento & Hornberger?

A

Het uimodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(K1) Geef de verschillende niveaus van het uimodel

A
  • MACRONIVEAU (Vlaanderen)
  • MESONIVEAU (Organisaties)
  • MICRONIVEAU (Kinderdagverblijf)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(K1) Wat gebeurt er op macroniveau?

A

Het taalbeleid krijgt hier vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(K1) Door wat wordt het taalbeleid op macroniveau beïnvloedt?

A

Door taal ideologisch denken en historische feiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(K1) Door wat wordt het mesoniveau beïnvloedt?

A

Door macroniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(K1) Door wat wordt het microniveau beïnvloedt?

A

Macro + meso

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(K1) RECAP: Taalbeleid krijgt binnen sociale ruimtes vorm door de interactie tussen

A

Het management: de regels binnen een organisatie

De overtuigingen van de actoren binnen die ruimte

De praktijken die zich in de ruimte afspelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(K2) Wat is een feit in Vlaanderen in zake de meertalige realiteit?

A

Vlaanderen heeft een overwegend sterk eentalig beleid, maar er is ook een toenemende globalisering en toenemende mobiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(K2) Wat is virtuele mobiliteit?

A

Mensen makkelijk kunnen communiceren via sociale media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

(K2) Wat is het gevolg van die virtuele mobiliteit?

A

Samenlevingen worden steeds diverser ook op talig gebied.

18
Q

(K2) Talige diversiteit staat in spanning met het eentalige officiële beleid in Vlaanderen leg uit? (3)

A
  1. Meertaligheid krijgt weinig of geen speelruimte: zeker niet in formele ruimtes (gemeentehuis, school, andere officiële plaatsen)
  2. Meertalige realiteit is weinig constructief: er wordt van mensen die meertalig zijn verwacht dat ze meertaligheid onderdrukken, aan de kant schuiven en niet meebrengen in officiële ruimtes (vb. bij de gemeente geen plaats om je in andere taal te laten bedienen)
  3. Als men meertaligheid toch gebruikt in publieke ruimte: gezien als een onwil of een onvoldoende bereidheid om zich te integreren in de smlv.
19
Q

(K2) Als men meertaligheid toch gebruikt in publieke ruimtes wordt dit gezien als een onwil, bij welk idee sluit dit aan?

A

Het idee van een cohesieve samenleving: één taal nodig.

20
Q

(K2) Wat is de overtuiging rond meertaligheid?

A

Dat meertaligheid de cohesie van de smlv en het leren van de dominante taal NL in de weg staat

21
Q

(K2) In het onderwijs wordt veel energie gestoken in de eindtermen om bijvoorbeeld vreemde talen te leren, binnen wat past dit perfect? (2)

A
  1. Een economische redenering
  2. Een EU redenering dat meertaligheid een meerwaarde is voor een individu om goed te kunnen participeren in de smlv (vrije tijd, economisch, professioneel).
22
Q

(K2) We zien een discours van “goede” en “slechte” meertaligheid?

A

Goede meertaligheid = Engels, Duits, Frans

Slechte meertaligheid = Pools, Roemeens, Arabisch, Turks; dit wordt gezien als problematisch, want deze talen kunnen de cohesie in het gedrang brengen en het leren van het NL want het zijn minder prestigieuze talen

23
Q

(K2) Er is een grote impact op de identiteit en welbevinden door eentalige ideologie of het toedichten van de weinige waarde van meertaligheid?

A
  1. Negatieve impact op identiteit persoon: frappant want vroeger namen we ook als volk een negatieve houding in, omdat de Franse Bourgeoisie neerkeek op onze taal
24
Q

(K2) Speelt dat gegeven van taalidentiteit nog wel bij de derde generatie?

A

Ja, in de Italiaanse gemeenschap in Limburg bevroeg men wat voor hen de belangrijkste taal is en allen antwoorden ze italiaans terwijl ze dit niet meer zo machtig zijn zoals hun grootouders. Het kan een symbolische markeerder van identiteit zijn.

25
Q

(K2) Op wat kan het onderdrukken van meertaligheid een invloed hebben?

A
  1. Identiteitsbeleving
  2. Welbevinden en zelfvertrouwen
  3. Zelfbeeld
  4. Extreme gevallen ook gevoelens van angst en in sommige gevallen zelfs psychosomatische klachten
26
Q

(K2) Tot wat leidt het onderdrukken van meertaligheid nog?

A

Het internaliseren door de minderheidsgroep van die eentalige ideologie.

vb. meertalige ouders die eisen dat op school geen aandacht aan de eigen taal wordt geschonken vanuit de redenering dat de kansen van hun kinderen voor het leren van NL negatief zou kunnen beïnvloeden.

27
Q

(K3) Wat beïnvloedt taalbeleid?

A

Taalideologie beïnvloed taalbeleid

28
Q

(K3) Definieer “taalbeleid” zoals beschreven in de kennisclip?

A

Taalbeleid verwijst naar keuzes die gemaakt worden met betrekking tot het spreken, gebruik en schrijven van een specifieke taal of meerdere talen binnen een samenleving.

29
Q

(K3) Hoe worden taalideologieën gedefinieerd?

A

Als discoursen en ideeën die mensen hebben over talige relaties tussen mensen en over de talige inrichting van een samenleving.

30
Q

(K3) Beschrijf de historische context van taalideologie in Europesse landen, zoals vermeld.

A

De meeste Europese landen, inclusief Vlaanderen, hebben sinds de 19e eeuw een eentalige ideologie gehad, die nu een heropleving doormaakt. Dit komt overeen met de sub-nationale vorming van regio’s zoals Vlaanderen, die een zoektocht naar autonomie en een verlangen naar linguïstische homogeniteit weerspiegelt.

31
Q

(K3) Hoe beïnvloedt taalideologie de formulering van taalbeleid?

A

Taalideologie beïnvloedt hoe taalbeleid wordt gecreëerd en geïmplementeerd.

32
Q

(K3) Wat is het centrale idee dat wordt bevorderd door de eentalige ideologie?

A

Het centrale idee is dat één taal cohesie binnen een natie bevordert, terwijl meerdere talen deze cohesie kunnen bedreigen.

33
Q

(K3) Hoe verhouden alledaagse taalpraktijken zich tot taalbeleid, zoals besproken in de tekst?

A

Alledaagse taalpraktijken worden beïnvloed door beslissingen over taalbeleid.

34
Q

(K3) Welke term wordt gebruikt om de voorkeur voor één taal binnen een samenleving te beschrijven?

A

Eentalige ideologie of eentaligheid.

35
Q

(K3) Wat suggereert de tekst over het proces van verandering van de eentalige norm?

A

De tekst geeft aan dat het veranderen van de eentalige norm complex en dynamisch is, vaak beïnvloed door machtsdynamieken tussen individuen en groepen binnen de samenleving.

36
Q

(K3) Definieer “Agency” in de context van taalbeleid, zoals besproken in de tekst.

A

Agency verwijst naar het vermogen van individuen of groepen om onafhankelijk te handelen en keuzes te maken, met name met betrekking tot welke linguïstische normen zij als legitiem beschouwen.

37
Q

(K3) Hoe beïnvloeden machtsdynamieken taalbeleid, volgens de tekst?

A

Taalbeleid wordt altijd bepaald door machtsdynamieken tussen individuen, waarbij degenen in minder machtige posities minder invloed hebben op de legitimiteit van hun taalvariëteiten binnen de samenleving.

38
Q

(K3) Wat zijn de belangrijkste punten die kunnen worden afgeleid uit de kennisclip over taalbeleid?

A

1) Taalbeleid is nooit neutraal. 2) Taalbeleid wordt altijd bepaald door machtsdynamieken tussen mensen, waarbij minder machtige individuen of groepen minder invloed hebben op de legitimiteit van hun taalvariëteiten binnen de samenleving.

39
Q

(K4) Wat zijn de belangrijkste aspecten van de rol van individuen in een taalbeleid?

A
  • Individuen beïnvloeden het taalbeleid binnen en tussen sociale ruimtes.
  • Ze worden beïnvloed door taalideologieën en vormen het beleid binnen specifieke sociale contexten.
  • Actoren in verschillende sociale ruimtes passen het taalbeleid toe en beïnvloeden elkaar.
40
Q

(K4) Wat zijn de verschillende rollen die individuen kunnen aannemen in het vormgeven van taalbeleid?

A
  1. Uitvoerder: Individuen voeren het vastgestelde beleid uit binnen specifieke sociale ruimtes, zoals een kinderdagverblijf waar ouders alleen in het Nederlands worden aangesproken.
  2. Scheidsrechter: Sommige individuen, zoals professionals, kunnen besluiten af te wijken van het beleid en de spelregels tot op zekere hoogte beïnvloeden, bijvoorbeeld door af en toe de regels te veranderen, zoals het bespreken van emoties in een taal die niet de dominante is.
  3. Krachtige pleitbezorger: Een individu kan proactief pleiten voor een verandering in het taalbeleid, met name van een eentalig beleid naar een meertalig beleid, vanuit het besef dat meertaligheid een belangrijke factor is in identiteitsbeleving en communicatie.
41
Q

(K4) Wat zijn de implicaties van de verschillende rollen van individuen voor taalbeleid?

A
  • Individuen spelen een cruciale rol bij het vormgeven van taalbeleid binnen en tussen sociale ruimtes.
  • Ze kunnen het beleid uitvoeren, afwijken van de regels als scheidsrechters, of actief pleiten voor verandering als pleitbezorgers (= krachtigste rol/advocacy)
  • Deze verschillende rollen hebben invloed op hoe taalbeleid wordt geïmplementeerd en evolueert binnen organisaties en sociale contexten.