Kapitel 1, Lektion 3 Flashcards
1
Q
schützen
A
beschermen
2
Q
der Zweck
A
het doel
3
Q
der Bereich
A
het gebied
4
Q
gefährden
A
in gevaar brengen
5
Q
sich engagieren
A
zich inzetten
6
Q
die Gesellschaft
A
de maatschappij
7
Q
unverständlich
A
onbegrijpelijk
8
Q
unterrichten
A
onderwijzen
9
Q
organisieren
A
organiseren
10
Q
übertreiben
A
overdrijven
11
Q
die Überzeugung
A
de overtuiging
12
Q
die Rechtschreibung
A
de spelling
13
Q
erfolgreich
A
succesvol
14
Q
die Sprache
A
de taal
15
Q
verbessern
A
verbeteren
