Jodendom Flashcards
1
Q
asjkenazische joden
A
- uit midden- en oost-Europa en Rusland
2
Q
verschillende joodse groepen
A
genoemd naar verschillende geografische afkomst
3
Q
sefardische joden
A
- portugal
- Spandje
- Noord- Afrika
4
Q
chassidische joden
A
- chassidim = de vromen
- deze groep gelovigen is te herkennen aan de warte kledij, hoed of keppel, en veelal ook de pijpenkrullen.
- gehuwde vrouwen zijn verplicht hun hoofd te bedekken en dragen daarom vaak een pruik
- leven onder meer in Antwerpen en Jeruzalem
- springen het meest in het oog van het straatbeeld maar zijn niet representatief voor de hele joodse gemeenschap
5
Q
koosjerspijswetten
A
= kashrut
- betekent dat men geen varkensvlees eet, dat dieren onverdoofd geslacht moeten worden en moeten uitbloeden
- betekent dat melk en vlees altijd gescheiden moeten zijn
- plantaardig voedsel en afgeleide producten zijn koosjer
6
Q
sabbat
A
- dan is er een extra gebedsdienst
- is weekelijkse rustdag van jodendom en vind meestal op zaterdag plaats
7
Q
joods paasfeest
A
= Pesach
- hier herdenken de joden de bevrijding uit de slavernij door de uittocht uit Egypte
- bestaat ondermeer uit de rituelen van de ongedesemde broden en het slachten van een lam
- duurt 7 dagen en wordt gevierd in het midden van de zevende maand van de joodse kalender (ongeveer 2e helft maart of 1e helft april)
8
Q
besnijdenis
A
- na acht dagen bij jongens
- wegsnijden voorhuid
9
Q
bar mitswa
A
maakt 13-jarige jongens ‘volwassen’: vanaf dan staan zij onder de joodse wet.
meer recent wordt dit overgangsritueel binnen de liberale strekking ook voor meisjes ingericht (bat mitswa op 12)
- de jongens en meisjes lezen tijdens deze plechtigheid voor uit de thora