gasles CWR Flashcards

1
Q

religie is

A

meer dan de grote geloven (christendom, islam etc)
=> offers, rituelen, geesten

veel culturele diversiteit => veronderstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

patronen

A

maar patronen in veel religies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

diversiteit

A
  • goden kunnen verschillend zijn ; stervelijk; voel
  • geesten zijn gemakkelijk voor de gek te houden
  • verlossing is niet altijd belangrijkste zorg
  • bijgeloof in religies
  • culturen waarbij mensen neit weten dat ze een religie hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

praymatishe

A

werkdef. religie heeft te maken met bovennatuurlijke fenomenen, entiteiten ( maar valt uiteen in verschillende fenomenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

centrale model

A

epidemiologie benadering cultuur => cultuur meot je beschouwen als een dynamische collectie van technieken en ideeën (fietscultuur)s
om cultuur te verklaren meot je kijken waarom deze ïdeeen”blijven bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dawkins

A

culturen kun je splitsen in stukjes en deze stukjes ideeën kan je doorgeven net als genen (memen) verscpreiding van bepaalde (meem) in bepaalde cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

CAT

A

= culturele attractoren theorie

= alles wat we opnemen reconstrueren we volgens ideeën en culturele achtergrond. er is geen replicatie

waarom is het scheppingsverhaal een culturele attractor?

  • ecologische factoren; gebruiksvoorwerpen
  • psychologische factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

menselijke geest

A

ideeën die het sterkst inspelen op onze intuïtieve verwachting. Maken de grootste kans om “cultureel”te worden. (aandacht van babys blijft langer op dingen hangen die tegen intuitie ingaan => twee bewegende solide voorwerpen die door elkaar heen bewegen.
bij botsing => hier was de cultuur hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

face recognition

A

mechanisme van het herkennen van gezichten overal in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorbeelden

A

direct and everted gase

aderlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aderlaten

A

universele patronen: door derde met medische status, op de plaats van pijn, vies en bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

transmissie ketens

A

welke informatie blijft het beste hangen (6 kinderen op een rei en de eertse vertellen en laatste doorgeven)
=> informatie dat intuitief sterk is zal beter onthouden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ggo

A

mensen hebben intuitieve biologsiche verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

essenstialistisch denken

A

mensen hebben intuitieve biologische verwachtingen waarop natuur in elkaar zit => essentialistisch denken (vis dna in tomaat) dna is essentie vaneen organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

teleologisch denken

A

dingen bestaan of gebeuren omwille van bepaalde functie => vb. regenen om planten water te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

intentioneel denken

A

andermans gedrag begrijpen in termen van intenties, emoties en verlangen
vb. man zet fles water aan mond omdat hij dorst heeft.
Soms intuitief de neigin om intenties en gevoelens toe te schrijven aan compleet natuurljike of mechanische fenomenen (printer ruikt angst)

17
Q

walging

A

mentaal systeem => op pathogenen en ziektes
- maat ons bewust van die dignen
- vorm van inferentiesysteem
=> dit soort fenomenen worden makkelijke onthouden en verspreiden makkelijker

18
Q

religeieuze consensus

A

schenden bepaalde verwachtingen binnen ontologische categoriën maar behouden rest vd verwachtingen

19
Q

minimale concepten

A

trekt de aandacht => verder kan je blijven redeneren omdat de andere verwachtingen wel normaal zijn.

20
Q

maximaal intuitief

A

wordt niet aangenom

21
Q

intuitieviteit van wetenschap

A

sterk contra-intuïtief => transmissie erg langzaam

22
Q

HADD

A

hyperactieve agency detective device
=> aanwezigheid andere wezens of “agents”
- gedrag bijstaan/bijpassen bij aanwezigheid van derden

23
Q

belangrijk om te onthouden

A
  • verspreiding van culturele fenomen kan je vergelijken met ziektes
  • doordat we telkens boodschap reconstureren met zelfde hersnenen worden er bepaalde patronen gecreeerd binnen verschillende religies
24
Q

dualisme

A

veel onderzoek toont aan dat de geest het resultaatis is van het brein. maar dat is een contradictieve aannamen, vanuit onszelf denken we dat een geest zijn die in ons lichaam zit en dat licaamm en geest dus naast elkar bestaan en eigenlijk weinig met elkaar te maken hebbe. men treft het idee bij dualisme dat geest loskomt van lichaam en blijft verder leven nadat lichaam allang weg is. zien we in veel religies. dit kan te weten zjn omdat lichaam en geest door twee aparte cognitieve systemen geleid wordt.