j6 voc un3 (sem2) Flashcards

1
Q

aangeboren

A

innate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vorming, het grootbrengen

A

nurture

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bevestigen

A

confirm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vermoeden

A

suspected

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mannelijk

A

male

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verbinden, bedraden

A

to wire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

structureren, bouwen

A

to structure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarneming

A

perception

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

coördinatie, ordening

A

coordination

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

analyserend

A

analytical

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

intuïtief

A

intuitive

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

psychologie

A

psychology

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vaststellen

A

to state

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de bijdrage

A

the contribution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

biologie

A

biology

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

socialiseren, geschikt maken voor de maatschappij

A

socialise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een netwerkverbinding

A

network connections (a network connenction)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een hemisfeer, helft van de grote hersenen

A

a hemisphere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

veelvoorkomend, gangbaar

A

prevalent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ingewikkeldheid

A

complexity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

jongleren met

A

to juggle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een pottentieel

A

a potential

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

verslaan

A

beat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

zelfvertrouwen

A

self-confidence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een dimensie
a dimension
26
het navigeren, de stuurmanskunst
navigation
27
schommelen
to fluctuate
28
een hormoon
a hormone
29
verstoren, ontwrichten
to disturb
30
slaap
sleep
31
in zich opnemen
to absorb
32
in verlegenheid brengen
to embarrass
33
overschakelen, veranderen van
switching (to switch)
34
ruimtelijk
spatial
35
waarschijnlijk
likely
36
een oriëntatiopunt
a landmark
37
bespeuren, ontdekken
to detect
38
subtiel
subtle
39
identificeren
to identify
40
opmerken, bemerken
to note
41
gebroken wit
off-white
42
een verzamelaar
a gatherer
43
waarneming, detectie
detection
44
eetwaren
edibles
45
bestrijden
to combat
46
recycleren
recycle
47
zich zorgen maken
to worry
48
voorzien, vooraf zien
to foresee
49
verdragen
to tolerate
50
slaapgebrek
sleep deprivation
51
immuniteit
immunity
52
hoge ouderdom
longevity
53
een levensverwachting
a life expectancy
54
versmallen, verkleinen
to narrow
55
deelname
participation
56
verbreden, ruimer worden
to widen
57
een tijdschrift
a magazine
58
een verscil
a difference
59
zich gedragen
to behave
60
instinctief
instinctive
61
zich inleven
to empathise
62
een intellect
an intellect
63
een jager
a hunter
64
een gen
a gene
65
programmeren
to programme
66
geloof, overtuiging
belief
67
wijdverspreid
widespread
68
in het bijzonder
particulary
69
de publicatie
the publication
70
een bestseller
a bestseller
71
beklemtonen
to stress
72
onrechtvaardig, onbilijk
unjustified
73
een obstakel, een hinderpaal
obstacles (an obstacle)
74
verwerven
to acquire
75
een verbale vaardigheid
a verbal skill
76
een vooruitzicht
a prospect
77
wiskundig
mathematical
78
belangrijk
major
79
een geslacht
a sex
80
buigzaam, plooibaar
flexible, malleable
81
met een laag bedekken
to coat
82
geloofwaardigheid
credibility
83
een gedragsveschil
behavioural differences
84
versterken
to intensify
85
intellectuel
intellectual
86
aanmoedigen
to encourage
87
deskundigheid
expertise
88
benadrukken
to emphasise
89
superioriteit
superiority
90
redeneren, logisch denken
to reason
91
werken met computers
to compute
92
navigeren, besturen
to navigate
93
genetisch
genetic
94
architectuur
architecture
95
vooruitgang
progress
96
zich aandienen, ontstaan
to arise
97
bescherming
protection
98
anatomische bouw
anatomy
99
discussie
discussion
100
aanpakken
to tackle
101
domineren, overheersen
to dominate
102
competentie, kunde
competence
103
illustreren, toelichen
to illustrate
104
instellen, vestigen
to establish
105
een hiërarchie
a hierarchy
106
lineair, rechtlijnig
linear
107
opeenvolgend
sequential
108
een gezichtspunt
a perspective
109
minimaliseren
to minimise
110
een tendens
a tendency
111
de moeite waard, lonend
rewarding
112
bevestigen
to validate
113
intiem
intimate
114
protest, onvrede
protest
115
een bord van een demostrant
a placard
116
demonstreren, betogen
to demonstrate
117
provocerend
provocative
118
verkrachten
to rape
119
een feminist
a feminist
120
het feminisem
feminism
121
stemmen
to vote
122
discriminatie
discrimination
123
ondervertegenwoordigen
to underrepresent
124
vertegenwoordiging
representatation
125
verdienen
to earn
126
rechtvaardigheid
fairness
127
onderling begrip, verstandhouding
understandig
128
een zaak, een doel
a cause
129
waardering, erkentelijkheid
recognition
130
een opiniepeiling
a poll
131
verslag uitbrengen over
to cover
132
zuchten
to sigh
133
een tegenstroom
a backlash
134
paternalistisch
patronising
135
een mep
a slap
136
seksistisch
sexist
137
heftig
heated
138
een debat
a debate
139
een campagne
a campaign
140
geloofwaardig, overtuigend
credible
141
onbevooroordeld, objectief
unbiased
142
een bewijs
a proof
143
kwaad doen
to harm
144
gekscheren
to joke
145
jolig, opgewekt
jolly
146
kritiek, afkeuring
criticism
147
beschaamd maken
to shame
148
een idioot
an idiot
149
intimideren
to intimidat
150
een bende
a gang
151
een wil
a will
152
feministisch
feminist
153
een blogger
a blogger
154
onbeduidend, triviaal
trivial
155
meedogenloos
remorseless
156
bijkomende schade
collateral damage
157
wegkwijnen
withering on the vine
158
laken, stof
cloth
159
scharlaen (rood)
scarlet
160
een kleurschakering, een tint
a hue
161
vrijpostig, brutaal
bold
162
een geleerde
a scholar
163
een rand
an edge
164
een afgrond
an abyss
165
een paal
a post
166
minachtend
contemptuous
167
hoffelijkheid
courtesy
168
a fen
een moeras
169
een opzichter, bewaker
a warden
170
beklagenswaardig, meelijwekkend
piteous
171
een eed
an oath
172
een keizerin
an empress
173
een vrek
a niggard