J6 unit 6 (sem2) Flashcards
1
Q
een verscheidenheid
A
a range
2
Q
een woestijn
A
a desert
3
Q
het regenwoud
A
the rainforest
4
Q
een Australische inboorling
A
an Aboriginal
5
Q
een kolonie
A
a colony
6
Q
een ontdekkingsreiziger
A
an explorer
7
Q
een hoofdeiland
A
a mainland
8
Q
omringd, omliggend
A
surrounding
9
Q
een werelddeel, een continent
A
a continent
10
Q
afbreken
A
to break off
11
Q
Antarctische, zuidpool
A
Antarctic
12
Q
een landmassa
A
a land mass
13
Q
afdrijven
A
to drift
14
Q
noordwaarts
A
northward
15
Q
een bergstreek
A
an alpine area
16
Q
zeespiegel, zeeniveau
A
sea level
17
Q
een historicus
A
a historian
18
Q
de neiging hebben, neigen
A
to tend
19
Q
zijn aandacht concentreren op
A
to focus on
20
Q
een strafkolonie
A
a penal settlement
21
Q
een boord
A
aboard
22
Q
een gevangene, gedetineerde
A
a convict
23
Q
vervoer, transport
A
transportation
24
Q
ophouden
A
to cease
25
aanzwengelen, opvoeren
to boost
26
goudkoorts, trekn naar de goudvelden
a gold rush
27
een migrant
a migrant
28
een geboorteland
a country of birth
29
vergroten, verhogen
to increase
30
een volkstelling
a census
31
in overzeese gebieden
overseas, oversea
32
zich verenigen tot een federatie
to federate
33
vasteland
mainland
34
lokaliseren
to locate
35
een vorst
a monarch