irregular verbs Flashcards

1
Q

krijgen
1) zonder betaling ontvanger
2) in genoemde situatie komen of brengen

A

1) to get something; a cadeutjes/kind/goed idee krijgen
2) to be in an emotional/physical state: het koud krijgen; iemand boos krijgen

present
krijg / krijgt/ krijgen

past
kreeg/kregen

present/past perfect
heb/had gekregen

future
krijgen

future perfect
zal gekregen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

AANNEMEN
1) denken dat iets juist is (syn: veronderstellen)
2) personeel in diest nemen (syn: aanstellen)
3) ontvang wat je aangeboden wordt (syn: accepteren/aanpakken)
4) een kind aannemen

A

1)assuming
2) to hire
3) to accept whats handed to you
4) adopt a kid

present
neem aan / neemt aan / nemen aan

past
nam aan/ nemen aan

present/past perfect
heb/had aangenomen

future
zal aannemen

future perfect
zal aangenomen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly