irregular verbs Flashcards
krijgen
1) zonder betaling ontvanger
2) in genoemde situatie komen of brengen
1) to get something; a cadeutjes/kind/goed idee krijgen
2) to be in an emotional/physical state: het koud krijgen; iemand boos krijgen
present
krijg / krijgt/ krijgen
past
kreeg/kregen
present/past perfect
heb/had gekregen
future
krijgen
future perfect
zal gekregen hebben
AANNEMEN
1) denken dat iets juist is (syn: veronderstellen)
2) personeel in diest nemen (syn: aanstellen)
3) ontvang wat je aangeboden wordt (syn: accepteren/aanpakken)
4) een kind aannemen
1)assuming
2) to hire
3) to accept whats handed to you
4) adopt a kid
present
neem aan / neemt aan / nemen aan
past
nam aan/ nemen aan
present/past perfect
heb/had aangenomen
future
zal aannemen
future perfect
zal aangenomen hebben