Intro's Flashcards
lichamelijke streken romp
cefale gebied = hoofd
- axiaal:
cervicale gebied = hals
throcale gebied = borstholte
abdomen = buikholte
pelvis = kleine bekken - umbilicale gebied = rond navel
- lumbale gebied = lateraal van umbilicale gebied
- epigastrisch gebied = craniaal van umbilicale gebied
- hypochondrisch gebied = lateraal van epigastrisch gebied
- hypogastrisch gebied = caudaal van umbilicaal gebied
- inguinaal gebied = lateraal van umbilicaal gebied
perineum = geslachtsorganen & anus
lichamelijke streken ledematen
bovenste lidmaat
- regio axillaris
- brachii
- fossa cubiti
- antebrachii
- manus
onderste lidmaat
- femur
- fassa politea
- cruris
- pedis
lichaamsholten
thoracale holte
– diafragma
abdomen & pelvis
– urogenitale diafragma
lichaamelijke assen & vlakken
- cephalocaudale as = boven/onder
- dorsoventrale as = voor/achter
- laterolaterale as = zijde/zijde
- frontaal/coronaal vlak = cephalocaudaal x laterolateraal
- transversaal vlak = dorsoventraal x laterolateraal
- parasagittal vlak = cephalocaudaal x dorsoventraal
soorten botverbindingen
1) junctura fibrosa
= verbonden door vezelig kraakbeen
- weinig beweging
vb: sutura & syndesmosis
2) junctura cartilaginea
= verbonden door kraakbeen
- synchrondrosis = hyalien kraakbeen
vb: ribben x sternum
- synostosis = verbotten van kraakbeen
- symphysis = vezelig kraakbeen vb tussenwervelschrijven
3) junctura synovialis
= geen bindweefsel tussen beenderen
- cavum articulare met synovia
= eigenlijk gewricht
delen v/e junctura synovialis
binnen
- beenderen
- cavum articulare met synovia
- labrum glenoidale / menisci / disci articularis
- niet altijd
- vezelig kraakbeen/bindweefsel
- vervorming voor betere passing - capsula articularis
- membrana synovialis = rond einden facies articularis
- membrana fibrosa = op bot & overlopen in periost - uitsulpingen
- plica = instulingen membrana fibrosa = vetweefsels tussen lagen van capsula articularis
- bursa syovialis = uitulpingen membrana fibrosa = schuren voorkomen
buiten
zenuwen & bloedvaten bij art.
zenuwen = proprioceptische gegevens over bewegingen & standen
bloedvaten = afscheiding synova & temperatuur regulering (schuren)
-> niet in kraakbeen
functie discus art.
- schokdemping
- lastverdeling
- betere passing
- vervorming
soorten gewrichten
afh van aantal beenuiteinden
- art. simplex = 2
- art. composita = 6
afh van aantal assen
1 assige gewrichten
- art. plana = vlak
- art. trochlearis/ginglymus = scharnier
- art trochoidea = draai
2 assige gewrichten
- art. ellipsoidea = ei
- art. sellaris = zadel
3 assige gewrichten
- art. spheroïdea = kogel
anatomische bouw spier
- spierbuik met spiervezels
- fascia = omhulsel rond spier
– fascia propria = 1 spier
– fascia communis = groep spieren
– fascia generalis = onderhuid - retinaculum = pezen in positie houden
- pezen = vasthechting aan spieren
– tendo = ronde pees
– aponeurosis = peesblad
soorten richtingen spiervezels
tussen O/I
- parallelvezelig
- convergerend
- pennaat
– unipennate
– bipennate
– multipennate
- kringspieren
soorten doorsnedes spieren
anatomische doorsnede
= loodrecht tussen O/I
-> enkel representatief voor parallele vezels
fyiologische doorsnede
= loodrecht op spiervezels
-> representatief voor alle soorten vezels
grotere doorsnede = groter krachtvermogen
mechanisme samentrekken
spier kan enkel enkel samen trekken
-> moet uitelkaar getrokken worden door antagonist tijden relaxatie
maximale uitwijking
- 1/2 spiervezels
- afh. v. hefhoogte & structuur gewricht
hefhoogte
- afh. van structuur spiervezel
-> parallel = lange vezels = grotere hefhoogte
hefkracht
- afh. van aantal spiervezels
-> pennaat = meer vezels = grotere hefkracht
3 ledige finctie zenuwstelsel
receptorische delen
= opnemen prikkel
neuronen
= geleiden prikkels
effectorische deel
integreren
= analyseren & beslissen
= CZS
= spier/kliercellen
= reageren op prikkels
onderverdeling zenuwstelsel
anatomisch
- centrale zenuwstelsel CZS
= hersenen & ruggenmerg
- perifere zenuwstelsel PZS
= craniale/spinale zenuwen tot effectoren
– somatisch zenuwstelsel SZS
= huid & lichaamswand = bewust
– autonoom zenwustelse AZS
= organen = onbewust
soorten neuronen
afferente neuronen
= sensorische neuronen
= prikkels naar CZS brengen
efferente neuronen
= motorische neuronen
= prikkels naar effectoren brengen
opbouw ruggenmerg
in canalis vertebralis
witte stof perifeer
= axonenbunden
grijze stof in H-vormg
= cellichamen
- ventrale hoornen = motorische neuronen
- laterale hoornen = motorische neuronen AZS
- dorsale hoornen = associatie neuronen neuronen
- spinale ganglia = sensorische neuronen
-> wordt cauda equine vanaf L3
-> worst meddula oblongata in hersenen
verloop implus
- prikkel
- afferente neuronen
- ramus anterior/posterior
- spinale zenuw = door foramen intervertebrale
- radix posterior & spinale ganglia
- fila radicularia
- dorsale hoorn
- CZS = medulla spinalis
- ventrale hoorn
- fila radicularia
- radix anterior
- spinale zenuw = door foramen intervertebrale
- ramus anterior/posterior
- efferente neuronen
- effector
spinale zenuw
= samen komst van radix anterior & radix posterior
-> vanaf hier gemengde zenuwen
-> splitsing in ramus anterior & ramus posterior
+ ramus menigeus die net uit foramen intervertebrale terug naar canalis vertebrale voor inn.
splitsing spinale zenuw: extra takken
- ramus comminicans albus = naar truncus sympaticus = tak naar truncus sympaticus AZS
- ramus comminicans griseus = terug naar ramus anterior = tak naar organen AZS
-> takken truncus sympaticus
= langs corpora vertebralis
= AZS huid