Integratietoets Flashcards

1
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van een CAP?

A
  • Streptococcus pneumoniae
  • Haemophilus influenzae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er bij een pneumonie te zien op de X-thorax?

A

Witte consolidaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar bestaat de CURB-65 score uit?

A
  • Confusion
  • Ureum > 7 mmol/L
  • Respiratory rate > 38/min
  • Blood pressure (< 90 of < 60)
  • Leeftijd 65+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn oorzaken van cardiale dysfunctie?

A
  • Primair hartspierprobleem
  • Overbelasting van het hart
  • Instroombelemmering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de cardiothoraxratio en hoe groot mag deze zijn?

A

Verhouding tussen de horizontale afmeting van het hart ten opzichte van de gehele thorax -> afwijkend wanneer > 0,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontstaat de obstructie bij COPD?

A

Door een abnormale ontstekingsreactie van de longen door geïnhaleerde schadelijke deeltjes of gassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is emfyseem?

A

Dilatatie van luchtruimten distaal van de terminale bronchiolus door destructie van de alveolaire septa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op basis van welke criteria wordt de diagnose COPD gesteld?

A
  • Progressieve hoest, sputum, piepende ademhaling en dyspnoe
  • Positieve rookgeschiedenis
  • Luchtwegobstructie (spirometrie)
  • Exclusie andere oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar bestaat de behandeling van COPD uit?

A
  • Stoppen met roken
  • Goede voeding
  • Bronchodilatoren
  • Inhalatiecorticosteroïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke parameters in het bloed kunnen wijzen op een gemetastaseerd longcarcinoom?

A
  • Hypercalciëmie
  • Verhoogde leverenzymwaarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de oorzaak van een acute rhinosinusitis?

A

Virale ontsteking van de nasale mucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke elementen bestaat de analyse van liquor?

A
  • Totaal eiwit: maat voor ontsteking
  • Glucose gehalte: maat voor energiegebruik -> bacteriën gebruiken veel glucose voor metabolisme, virussen niet
  • Lymfocyten: maat voor ontsteking
  • Micro-organismen
  • Bacteriën: kunnen uit liquor gekweekt worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke lymfocyten zullen bij bacteriële meningitis verhoogd zijn?

A

Neutrofiele granulocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor wordt een virale encefalitis bij gezonde personen vaak veroorzaakt?

A

Herpes simplex virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn veroorzakers van subacute encefalitis?

A
  • Enterovirussen
  • Zeldzaam
    + M. tuberculosis
    + T. gondii
    + C. neoformans (immuundeficiëntie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar bestaat de behandeling van encefalitis uit?

A

Acyclovir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er bij arteriitis temporalis?

A

Vasculitis van grote vaten: ontstekingsreactie van de tunica adventitia na presentatie van antigenen door de geactiveerde dendritische cellen aan lymfocyten (worden aangevoerd door vasa vasorum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is kenmerkend voor acute bronchitis?

A

Vaker dan normaal hoesten, gepaard gaande met meer dan 3 weken hoesten en opgeven van meer purulent slijm. Mogelijk rhonchi over bronchiën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn virale verwekkers van acute bronchitis?

A
  • Rhinovirus
  • RSV
  • Influenzavirus
  • Adenovirus
  • Coxsackievirus (zomer)
  • ECHO virussen (zomer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is astma?

A

Chronische ontsteking van de mucosa met slijmvlieszwelling, slijmvorming en contractie van de bronchiën -> reversibele luchtwegvernauwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer is een luchtwegvernauwing reversibel?

A

Bij minimaal 12% verbetering van de FEV1 na een bronchodilatator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bij welke vorm van astma is IgE in het serum te vinden?

A

Allergisch astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het stappenplan voor astmamedicatie?

A
  1. Kortwerkende B2-agonist
  2. Inhalatiecorticosteroïd
  3. Langwerkende B2-agonist
  4. M(3)-antagonist
  5. Theofylline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is kenmerkend voor een granuloom?

A
  • Macrofagen, B- en T-lymfocyten en epitheloïde cellen
  • Productie ACE en IL2R
  • Omzetten van 25-hydroxy-vitamine D in 1,25-dihydroxy-vitamine D door 1-a-hydroxylase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is er bij sarcoïdose te zien op de X-thorax?

A

Bihilaire lymfadenopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is kenmerkend in het bloed bij sarcoïdose?

A

Lymfopenie, terwijl in BAL het aantal (CD4+) lymfocyten verhoogd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke soorten neuropathieën zijn er?

A
  • Sensibel: je voelt een trauma niet
  • Autonoom: droge huid en minder doorbloeding -> scheurtjes die broeihaard vormen voor bacteriën
  • Motorisch: zwakte voetspieren, standsafwijkingen en coördinatiestoornissen -> eeltvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waar is de trombus bij een longembolie vaak van afkomstig?

A

Het been (DVT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de trias van Virchow?

A
  • Stase van bloed (vliegreis/immobiliteit)
  • Verhoogde stollingsneiging (verandering bloedstamenstelling)
  • Beschadiging van de vaatwand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is het gevolg van een longembolie?

A

Arteriële bloed kan alveoli niet bereiken: verlaagde PO2 en verhoogde PCO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn symptomen van een longembolie?

A
  • Kortademigheid
  • Pijn op de borst door prikkeling van pleura -> gebonden aan diepe ademhaling
  • Hemoptoë
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de gouden standaard voor diagnostiek van een longembolie?

A

Spiraal-CT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waar staat de behandeling van een longembolie uit?

A
  • IV trombolytica en LMWH
  • Coumarinederivaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn oorzaken van macrocytaire anemie?

A
  • B12-deficiëntie
  • Foliumzuurdeficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn de oorzaken van microcytaire anemie?

A
  • IJzergebrek
  • Thalassemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn oorzaken van een normocytaire anemie?

A
  • Acute bloeding
  • Aplastische anemie
  • Nierfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Waar wordt stabiele angina pectoris door veroorzaakt?

A

Verminderde bloeddoorstroom door de coronair vaten ten gevolge van een stabiele artherosclerotische plaque -> O2 tekort -> pijn op de borst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe kan de diagnose stabiele AP bevestigd worden?

A

Door middel van een insapnnings-ECG: ST-depressie door myocardischemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de meest voorkomende vorm van pericarditis?

A

Virale pericarditis (na influenza)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is kenmerkend voor de POB die optreedt bij pericarditis?

A
  • Uitstralend naar de nek
  • Minder erg bij voorover buigen
  • Erger bij diep zuchten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is reflux oesophagitis?

A

Ontsteking van oesophagus slijmvlies door gastro-oesophagale reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn oorzaken van pathologisch toegenomen reflux?

A
  • Dysfunctie van onderste oesophagussfincter (LES)
  • Verhoogde maagzuurproductie
  • Alcoholgebruik
  • Hernia diafragmatica: middenrif is verwijd waardoor zure oprispingen kunnen ontstaan
  • Overgewicht
  • Roken
  • Medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat gebeurt er bij een Barrett’s oesophagus?

A

Er is sprake van metaplasie (slokdarmepitheel wordt vervangen door maagepitheel) wat kan leiden tot een oesophaguscarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Waar bestaat de behandeling van reflux oesophagitis uit?

A

Protonpompremmers (omeprazol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat gebeurt er bij atriumfibrilleren?

A

Ongeorganiseerde elektrische activiteit van de atria met een irregulaire ventriculaire respons -> volledig onregelmatig en meestal versneld ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat ontbreekt er op het ECG bij een patiënt met atriumfibrilleren?

A

P-toppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe kan er als gevolg van AF een longembolie, hartinfarct of herseninfarct ontstaan?

A

Er blijft bloed achter in het hartoortje -> na ritmestoornis staat het bloed daar stil en stolt het

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Waar bestaat de behandeling van AF acuut uit?

A

Cardioversie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat zijn oorzaken van hyperthyreoïdie?

A
  • Ziekte van Graves
  • Toxisch adenoom
  • Multinodulair strum
  • Thyreoïditis
  • Jodium-geïnduceerd
  • Exogene oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is er aan de hand bij de ziekte van Graves?

A

Er is sprake van stimulerende TSH receptor antistoffen -> verhoogde fT4 en verlaagde TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Welke 2 soorten thyreostatica zijn er en wat is de functie?

A
  • Remmen werking van TPO
    1. Strumazol (thiamazol)
    2. PTU
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is de belangrijkste reden voor vitamine B12 deficiëntie bij pernicieuze anemie?

A

Tekort aan intrinsic factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Waar bestaat de kliniek van nierstenen uit?

A
  • Acute flankpijn
  • Bij afsluiting van ureter: koliekpijn
  • Bij schade aan urotheel: hematurie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor nierstenen?

A
  • Onvoldoende drinken
  • Te veel dierlijke eiwitten
  • Te veel voedingsmiddelen met oxalaat
  • Te veel keukenzout
  • Infecties
  • Erfelijke aanleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat zijn symptomen van diverticulitis?

A
  • Aanhoudende scherpe pijn
  • Dyspeptische klachten
  • Wisselende defacatie
  • Misselijkheid
  • Eventueel braken en koorts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Waarom worden er geen NSAIDs gegeven ter pijnstilling bij diverticulose?

A

In verband met gastro-intestinale bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Waarom komt OSAS (obstructief slaapapneusyndroom) vaker voor bij kinderen met Down syndroom?

A
  • Bovenste luchtwegen zijn smaller
  • Tong is groter
  • Spieren zijn zwakker
  • Vergrote tonsillen en/of adenoïden
  • Vaker obesitas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat is de functie van CPAP?

A

Hierdoor worden luchtwegen door overdruk opengehouden -> apparaat blaast lucht in neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is de ziekte van Hirschsprung?

A

Aangeboren aandoening waarbij een deel van de dikke darm geen zenuwcellen bevat -> darm contraheert slecht, vaak moeite met de ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat is kenmerkend voor otitis media acuta?

A

Ontsteking van middenoor met ophoping van vocht en klachten van acute infectie: recent ontstane oorpijn met koorts, prikkelbaarheid, nachtelijke onrust en rood trommelvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat is otitis media met effusie?

A

Ophoping van vocht in middenoor zonder tekenen van acute infectie -> slechthorendheid, gedragsproblemen en mogelijk drukkend gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Waardoor hebben kinderen met syndroom van Down groter risico op OME?

A
  • Buis van Eustachius is korter
  • Spier van gehemelte werkt minder goed
    -> hierdoor kan makkelijker vocht ophopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Welk ziektebeeld wordt veroorzaakt door het Epstein Barr virus?

A

Mononucleosis infectiosa (ziekte van Pfeiffer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat zijn vormen van hematologische maligniteiten en bij welke leeftijdscategorieën worden deze vooral gezien?

A
  • Acute myeloïde leukemie: > 60 jaar
  • Acute lymfatische leukemie: kinderen en jongvolwassenen
  • Chronische myeloïde leukemie: zeldzaam en vaak asymptomatisch
  • Chronische lymfatische leukemie: 65 jaar -> vergrote klachten en beenmergdepressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat is kenmerkend voor een multipel myeloom / ziekte van Kahler?

A
  • Sprake van woekering van plasmacellen die de normale bloedaanmaak verdringen
  • Nierschade door afzetting van lichte ketens: bevordert anemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Welke 3 pijlers kent de diagnostiek van DVT?

A
  • Klinische waarschijnlijkheidsdiagnose (Wells)
  • Bepaling D-dimeer
  • Compressie ultrasonografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Wat is een echo-CUS?

A

Het vat wordt dichtgedrukt met de echo probe -> als dit niet kan: DVT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wat is het behandelplan van DVT (antistollingstherapie)?

A
  1. Directe orale anticoagulantia (DOAC): -aban
  2. Vitamine K antagonist: -cou-, vooraf gegaan door LMWH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat zijn de behandeldoelen bij DVT?

A
  • Voorkomen van aangroei van stolsel
  • Ontstaan van embolie
  • Voorkomen van recidief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Waardoor kan een post-trombotisch syndroom ontstaan bij DVT-patiënten

A
  • Tekortschieten van de spierpomp
  • Blijvende hoge veneuze druk
  • Persisterende klepinsufficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is erysipelas en wat is de meest voorkomende verwekker?

A
  • Acute bacteriële infectie van de dermis, oppervlakkige subcutis, oppervlakkige lymfevaten
  • Bètahemolytische streptokokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wat wordt er gezien bij LO bij erysipelas?

A
  • Scherp begrensd erytheem
  • Oedeem
  • Induratie: verharding
  • Warme huid, soms met blaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat gebeurt er bij necrotiserende fasciitis?

A

Geïnfecteerde gebied zwelt op en wordt rood/paars van kleur -> als pijn verdwijnt begint de necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat voor reactie ontstaat er bij contacteczeem?

A

Type IV-reactie: vertraagde T-celgemedieerde reactie met eczeem na 48 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Hoe kan dit type eczeem getest worden en wat is er te zien bij een positieve uitslag?

A
  • Patch test
  • Induratie, erytheem en eventuele blaasvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Waar bestaat de behandeling bij contacteczeem uit?

A
  • Neutrale hydraterende crème
  • Vermijden van allergeen
  • Bij heftige jeuk: corticosteroïdzalf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Welke aspecten zijn belangrijk bij de diagnose van constitutioneel/atopisch eczeem?

A
  • Jeuk
  • Locatie
  • Bijkomende astma of hooikoorts
  • Voorgeschiedenis met droge huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Waar bestaat de behandeling van constitutioneel eczeem uit?

A

Vettenzalf en lokale immunosuppressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Welke immuuncellen spelen een rol bij psoriasis?

A

Th1 en Th17

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Welke interleukines spelen een rol bij plaque psoriasis?

A
  • IL17
  • TNF-alfa
  • IL-23
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Wat is kenmerkend voor pustulaire psoriasis?

A
  • Pustels en korstvorming door neutrofiele granulocyten (Th17)
  • IL-16 en IL-36 vaak verhoogd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Waar bestaat de systemische behandeling van psoriasis uit?

A
  • Anti-IL-17
  • Anti-IL-23
  • Cyclosporine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Waar bestaat de behandeling voor urticaria (galbulten/netelroos) uit?

A
  • Kinderen: anti-histaminica
  • Kinderen > 12: montelukast en omalizumab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Waar wordt aesteatotisch eczeem door veroorzaakt?

A

Droge huid (xerodermie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Wat is kenmerkend voor inflammatoire gewrichtsklachten?

A
  • Ochtendstijfheid > 60 minuten
  • Nachtelijke pijn
  • Ontstekingsklachten
  • Pijn neemt af bij beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Wat is kenmerkend voor artritis psoriatica?

A
  • Asymmetrisch
  • Grote gewrichten
  • DIP betrokkenheid
    -> behandeling: methotrexaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Wat is belangrijk bij aanvullend onderzoek bij reactieve artritis?

A

Bacterie is niet aantoonbaar in het gewrichtsvocht omdat de bacteriële infectie elders in het lichaam zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Waar bestaat het syndroom van Reiter uit?

A
  • Urethritis
  • Artritis
  • Conjunctivitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Waar worden jicht en pseudojicht door veroorzaakt?

A
  • Jicht: ontsteking in reactie op uraatkristallen door verminderde excretie van uraat
  • Pseudojicht: ontsteking in reactie op calciumpyrofosfaatkristallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Hoe verloopt de ontstekingsreactie bij jicht?

A
  1. Complementactivatie door uraatkristallen -> fagocytose van urinezuur
  2. Kan niet worden afgebroken -> neutrofiel in lysis
  3. Lysozomen komen vrij -> verdere (IL-1 gemedieerde ontsteking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Waar bestaat de diagnostiek van jicht uit?

A

Gewrichtspunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Waar bestaat de behandeling van een jichtaanval stapsgewijs uit?

A
  1. IJs en rust
  2. NSAID
  3. Prednison stootkuur
  4. Colchicine
  5. Intra-articulaire steroïden
  6. IL-1 blokker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Wat is kenmerkend voor cellulitis orbitae?

A

Infectie rondom één oog en fors gezwollen oogleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Waar bestaat de behandeling van een postseptale cellulitis orbitae uit?

A

Chirurgische drainage van de puspocket in combinatie met antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Hoe ontstaat dacryocystitis (ontsteking van de traanbuis)?

A

Obstructie van de traanafvoer, waardoor ophoping van traanvocht en bacteriën ontstaat -> ontsteking
(Kan voor abcessen zorgen en mogelijk overgaan in cellulitis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Welke vormen van uveïtis bestaan er?

A
  • Anterior uveïtis (meestal): pijn, fotofobie en verminderde visus
  • Intermediaire uveïtis: inflammatie glasvocht, pars plana en perifere retina
  • Posterior uveïtis: vaak pijnloos, fotofobie en verminderde visus
  • Panuveïtis: verspreid gelokaliseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Wat zijn de meest voorkomende complicaties van uveïtis?

A

Oogboldrukstrijging en cataract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Wat is meestal het verloop van conjunctivitis?

A

Meestal unilateraal begin en na 1-2 dagen bilateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Wat is hyperreactiviteit van de luchtwegen?

A

Toegenomen overgevoeligheid voor aspecifieke stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Wat is het grootste verschil tussen hyperreactiviteit van de luchtwegen en een IgE-gemedieerde allergie?

A

Deze stimuli zullen geen inflammatie en geen sensibilisatie induceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Wat is de oorzaak van een mechanische dysfagie?

A

Vernauwing van het lumen van de slokdarm door bijvoorbeeld tumor of compressie van buitenaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Wat is de oorzaak van een neuromusculaire dysfagie?

A

Glad spierweefsel functioneert niet of minder of de aansturing of geleiding is aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Welke ziektebeeld kan veroorzaakt worden door groep A streptokokken?

A

Roodvonk (scarlatina): rode gegeneraliseerde huiduitslag, niet aangedane neus-monddriehoek, aarbeirode tong en vervellende voetzolen en handpalmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Wat is kenmerkend voor een laryngitis subglottica?

A

Subglottische zwelling door infectie met het para-influenzavirus: ontstaat na verkoudheid -> heesheid, hoesten, progressieve inspiratoire stridor en subfebriele temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

Wat is in ernstige gevallen een aangewezen behandeling voor laryngitis subglottica?

A

Eenmalige corticosteroïdinjectie

106
Q

Wat is epiglottitis?

A

Acute zwelling van de epiglottis door een infectie met heamophilus influenzae type B

107
Q

Wat zijn mogelijke gevolgen van schade aan de N. recurrens?

A

Heesheid of spraakproblemen

108
Q

Wanneer ontstaat een cervicale hernia?

A

Wanneer de gelatineuze kern van een tussenwervelschijf in de nek uitpuilt en druk uitoefent op de omliggende zenuwwortels of het ruggenmerg door degeneratieve veranderingen in tussenwervelschijven

109
Q

Wat is de reumafactor?

A

IgM antistof gericht tegen het Fc-gedeelte van IgG

110
Q

Wat is ACPA/anti-CCP?

A

Antistoffen tegen gecitrullineerde eiwitten

111
Q

Wat gebeurt er in het gewricht bij reumatoïde artritis?

A
  • Pannusvorming
  • Synovitis
  • Aantasting kraakbeen
  • Aantasting bot
  • Aantasting ligament
112
Q

Hoe wordt atlanto-axiale instabiliteit vastgesteld?

A

Er wordt een flexie-extensie opname gemaakt met C1-C2 translatie -> bij verschil > 3 mm wordt er gesproken van instabiliteit

113
Q

Waar wordt instabiele angina pectoris door veroorzaakt?

A

Door stenose van een coronair vat van meer dan 70% of door ontstaan van een klein stolsel na ruptuur van atherosclerotische plaque zonder dat het het hele vat afsluit

114
Q

Wat gebeurt er bij een acuut myocardinfarct?

A

Plaqueruptuur waarbij het stolsel het hele lumen van het coronair vat afsluit -> necrose van cardiomyocyten

115
Q

Wat laten het ECG en de biochemische markers zien bij instabiele angina pectoris?

A

Normaal ECg en normaal troponine
-> behandeling: isosorbidenitraat 5 mg sublinguaal

116
Q

Wat zijn kenmerken voor een STEMI?

A

ST-elevatie op het ECG in minimaal 2 afleidingen en verhoogde cardiale enzymen
-> behandeling: revascularisatie (PCI)

117
Q

Wat is kenmerkend voor een Non-STEMI?

A

Geen ST-elevaties op het ECG maar wel verhoogde cardiale enzymen

118
Q

Vanaf welke diameter wordt een abdominale aorta aneurysma behandeld?

A

5.5 cm

119
Q

Wat zijn symptomen van een geruptureerd AAA?

A
  • Hypotensie
  • Tachycardie
  • Ernstige bloedarmoede
  • Plotselinge dood
120
Q

Wat zijn symptomen van een cardiogene shock?

A
  • Huid is koud, bleek, grijs en heeft langzame capillary refill
  • Tachycardie + lage pols
  • Zweten
  • Hypotensie
  • Verhoogde jugulaire veneuze druk
  • Longoedeem
121
Q

Wat is glibenclamide en hoe werkt het?

A

Het is een sulfonylureumderivaat: stimuleert de pancreas tot insulinesecretie en tot betere opname van glucose in spieren -> insulineafgifte onafhankelijk van bloedsuikerspiegel

122
Q

Welke bevindingen verwacht je bij een sulfonylureumderivaat-geïnduceerde hypoglycemie?

A

Hoog insuline en hoog C-peptide

123
Q

Wat zijn symptomen van een hypoglycemie (glucose < 3 mmol/L)?

A
  • Palpitaties
  • Wazig zien
  • Sterk transpireren
  • Hongergevoel
  • Trillen
  • Verwardheid
124
Q

Waar bestaat de behandeling van een hypoglycemie uit?

A
  • Aanspreekbaar: 10-25 g glucose per os
  • Niet aanspreekbaar: 50 mL van 50% glucose-oplossing i.v.
125
Q

Waarom verwacht je geen ketoacidose bij een patiënt met diabetes type II?

A

Deze patiënt is niet insuline-afhankelijk

126
Q

Wat is het risico bij het aspireren van een corpus alienum?

A

Ontwikkelen van een aspiratiepneumonie

127
Q

Wat voor reactie is een voedselallergie?

A

Type 1 overgevoeligheidsreactie: allergenen veroorzaken IgE gemedieerde allergische reactie -> specifiek IgE veroorzaakt directe reactie binnen 2 uur

128
Q

Waardoor ontstaat anafylaxie?

A

Door snelle degranulatie van mestcellen bij contact met allergenen

129
Q

Hoe ziet de schaal van Müller eruit?

A
  1. Urticaria, pruritus, malaise
  2. Angio-oedeem, druk op borst, nausea, braken, buikpijn
  3. Dyspneu, stridor, heesheid, dysfagie
  4. Hypotensie, collaps, bewustzijnsverlies, incontinentie, cyanose
130
Q

Waar staat EMV voor bij de EMV score en hoeveel punten heeft elk onderdeel?

A
  • Eye opening -> 4
  • Motor response -> 6
  • Verbal response -> 5
131
Q

Waardoor ontstaat een transient loss of consciousness (TLOC)?

A

Door tijdelijke hypoperfusie van de hersenen door overstimulatie van het parasympatische zenuwstelsel -> vaattonus daalt, bradycardie ontstaat

132
Q

Wat is het doel van een mayo tube?

A

Obstructie door de tong voorkomen?

133
Q

Waardoor ontstaat shock?

A

Absoluut/relatief tekort aan circulerend bloedvolume

134
Q

Wat is ventriculaire tachycardie?

A

Abnormaal snelle hartslag die ontstaat in ventrikels als gevolg van littekenvorming en verstoring van de elektrische geleiding na een voorwandinfarct

135
Q

Wat is de meest waarschijnlijke afwijking op het 12-afleidingen ECG van een patiënt die vorig jaar een groot hartinfarct doormaakte?

A

Diepe Q golven in het QRS complex

136
Q

Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van een holosystolische souffle graad III/IV aan de apex?

A

Mitralisklep insufficiëntie

137
Q

Wat is kenmerkend voor longfibrose?

A

Restrictieve longziekte met een kleiner TLC: vorming van overmatig bindweefsel

138
Q

In welke 4 fases kan wondgenezing worden ingedeeld?

A
  1. Hemostase: lekkage, plaatjesaggregatie, fibrinevorming en vasoconstrictie
  2. Ontsteking/inflammatie: vasodilatatie, toename van vaatpermeabiliteit, chemotaxie en cellulaire respons
  3. Proliferatie: epitheelcellen migereren naar wondranden, angiogenese, fibroblasten maken ECM, myofibroblasten zorgen dat wondranden naar elkaar groeien
  4. Herstel/remodelling: beëindiging ophoping fibroblasten en depositie van collageen
139
Q

Welke cellen functioneren niet bij longfibrose?

A
  • (myo)fibroblasten stoppen niet -> restrictie van longfunctie
  • Disfunctie type II alveolaire cellen -> verantwoordelijk voor weefselreparatie na schade en surfactantproductie
140
Q

Wat zijn voorbeelden van fibroseremmers?

A
  • Pirfenidon: ontstekingsremmende antifibrotische eigenschappen
  • Nintedanib: tyrosinekinaseremmer -> remt groeifactoren die fibroblasten stimuleren
141
Q

Wat gebeurt er bij malfunctie van type II alveolaire cellen?

A

ER stress waardoor cellen in apoptose gaan

142
Q

Hoe speelt telomeropathie een rol bij idiopathische pulmonale fibrose?

A

Door mutatie in telomerase worden telomeren niet verlgend en stoppen cellen met delen -> hoe kleiner telomeren, hoe sneller fibrose

143
Q

Wat het gevolg van IPF op myofibroblasten?

A

Stoppen niet met contraheren van wondranden aan het einde van het herstelproces waardoor longweefsel samenkrimpt

144
Q

Waardoor ontstaat verlaagde diffusiecapaciteit bij IPF?

A
  • Verminderde oppervlakte
  • Toegenomen dikte
145
Q

Welke bevindingen van LO passen bij idiopathische pulmonale fibrose?

A
  • Beiderzijds crepiteren
  • Clubbing
146
Q

Welke longaandoeningen kunnen leiden tot een restrictieve longfunctie leiden?

A
  • Pneumoconiose
  • Idiopathische longfibrose
147
Q

Wat is kenmerkend voor een pneumothorax?

A
  • Acute dyspneu
  • Scherpe pijn op borstkas door prikkeling van pleurabladen
  • Cyanose
  • Niet-productieve hoest
  • Hypersonore percussie
  • Verzwakt/afwezig ademgeruis
148
Q

Welke soorten nierinsufficiënties zijn er en waar worden ze door veroorzaakt?

A
  • Prerenaal: tekort aan bloedtoevoer naar de nieren
  • Renaal: probleem van nierweefsel zelf
  • Postrenaal: belemmerde urine afvloed van de urine
149
Q

Wat zijn kenmerken van nefrotische syndroom (langzame achteruitgang)?

A
  • Proteinurie > 3.5 g/dag
  • Oedeem
  • Hypoalbuminemie
  • Hypercholesterolemie
150
Q

Wat is de meest voorkomende vorm van nefrotisch syndroom?

A

Membraneuze glomerulopathie met antistoffen tegen PLA2 receptor op de onderkant van de podocyt

151
Q

Wat zijn kenmerken van nefritisch syndroom (progressieve achteruitgang)?

A
  • Proteinurie < 3 g/dag
  • Oedeem
  • Actieve ontsteking
  • Oligurie
  • Nierinsufficiëntie
  • Hematurie
  • Hypertensie
152
Q

Welke ziekten behoren tot nefritisch syndroom?

A
  • Anti-GBM glomerulonefritis: antistoffen tegen lichaamseigen antigeen van collageen op basaalmembraan
  • Poststreptococcen glomerulonefritis: immuuncomplexen onder endotheel
  • ANCA geassocieerde glomerulonefritis: antistoffen tegen cytopaslam leukocyten
  • Lupus nefritis: glomerulonefritis in kader auto-immuunziekte
  • IgA nefropathie
153
Q

Wat is kenmerkend voor IgA nefropathie?

A

IgA immuuncomplexen slaan neer in het mesangium waardoor dit gaat proliferen: mesangioproliferatieve glomerulonefritis -> gat in de filtratiebarrière met proteïnurie en hematurie als gevolg

154
Q

Waar bestaat de behandeling van IgA nefropathie uit?

A

ACE inhibitors om proteïnurie tegen te gaan en de nierfunctie te behouden

155
Q

Aan welke kant komt een coloncarcinoom meestal voor?

A

Linkerkant

156
Q

Uit welke 2 stappen bestaat de diagnose van CRC?

A
  1. Volledige colonoscopie gevolgd door biopsie
  2. Stageringsonderzoek middels CT (bij rectumcarcinoom MRI bekken)
157
Q

Hoe ziet de stadiëring van de TNM classificatie eruit?

A

I. T1/2N0M0
II. T3/4N0M0
III. TxN1M0
IV. TxNxM1

158
Q

Hoe wordt T1 tot en met T4 ingedeeld wat betreft doorgroei?

A
  1. Lamina submucosa
  2. Lamina muscularis propria
  3. Subserosa
  4. Colon
159
Q

Waar bestaat de behandeling van coloncarcinoom uit?

A

I t/m III: oncologische resectie
-> ongunstige II en alle III: adjuvante chemo

160
Q

Wat zijn de doelen van een voorbehandeling bij totale mesorectale excisie?

A
  1. Voorkomen van lokaal recidief (korte radiotherapeutische voorbehandeling)
  2. Voorkomen van lokaal recidief en kleiner maken van de tumor (lange chemoradiotherapeutische voorbehandeling)
161
Q

Hoe ontstaan galstenen?

A

Door kristallisatie en aggregatie van componenten uit de gal -> te veel cholesterol en te weinig lipiden

162
Q

Wat is kenmerkend bij galstenen?

A
  • Koliekpijn in rechter bovenbuik -> straalt eventueel uit naar rechterschouderblad
  • LO: drukpijn onder rechter ribbenboog -> teken van Murphy
  • Steatorroe
  • Donkere urine
  • Icterus
  • Pruritus
163
Q

Wat is het gevolg van afsluiting van de ductus cysticus en de ductus choledochus?

A
  • Ductus cysticus: acute cholecystitis (galblaasontsteking)
  • Ductus choledochus: biliaire pancreatitis
164
Q

Hoe werkt een endoscopisch retrogade cholangio- en pancreaticografie (ERCP)?

A

Je gaat via de maag, door duodenum de papil van Vater in -> galwegen worden schoongeveegd met een ballonnetje

165
Q

Door welke bacterie wordt syfilis/Lues veroorzaakt?

A

Treponema pallidum

166
Q

In welke 3 stadia verloopt Lues?

A
  1. Pijnloos ulcus (durum) met lymfadenopathie -> heel besmettelijk
  2. Na 6 wkn - 12 mdn kan bacterie in elk orgaan zitten
  3. Gevolgd door latente fase, kan overgaan in stadium 3 als immuunsysteem zwakker wordt -> bacterie treedt oa CZS binnen waardoor ontstekingsreacties optreden
167
Q

Wat is het verschil tussen treponemale antistoffen en non-treponemale antistoffen?

A
  • Treponemaal (EIA, TPPA, TPHA): blijven levenslang in het bloed (specifieke test)
  • Non-treponemaal (VDLR, RPR): zeggen iets over activiteit van ziekte (niet specifiek)
168
Q

Wanneer is de VDRL/RPR bij Lues positief?

A

> 1:8

169
Q

Waar bestaat de behandeling van een actieve syfilis infectie uit?

A

Penicilline

170
Q

Hoe wordt de diagnose melanoom gesteld?

A

Met behulp van een dermatoscopie

171
Q

Wat is de Breslow-dikte?

A

Afstand tussen de granulaire laag en de diepste tumorcel

172
Q

Waar ontstaat een basaalcelcarcinoom?

A

In de epidermis in de keratinocyten

173
Q

Wat veroorzaakt het basaalcelnaevus syndroom?

A

Mutatie in PTCH gen waardoor er meerdere BCC’s ontstaan vanaf jonge leeftijd

174
Q

Wat is kenmerkend voor een BCC?

A

Glazige, wasachtige, doorschijnende papel, plaque of nodus met parelmoerachtige glans

175
Q

Wat zijn mogelijke voorstadia van een plaveiselcelcarcinoom?

A
  • Actinische keratosen: cutane premaligniteit met dysplasie van de onderste laag van het basaalmembraan
  • Morbus Bowen: carcinoma in situ -> meestal solitair, kan op slijmvliezen
176
Q

Wat is kenmerkend voor een PCC?

A

Huidkleurige tot erythemateuze pijnlijke plaque of nodus

177
Q

Welk aanvullend onderzoek is nodig vanaf een stadium II PCC?

A

Echo hals voor lymfeklieren

178
Q

Waar staat de PROVOKE afkorting voor?

A
  • Plaats
  • Rangschikking
  • Omvang
  • Vorm
  • Omtrek
  • Kleur
  • Efflorescentie
179
Q

Welke lichaamsdelen kunnen zijn aangetast bij psoriasis vulgaris?

A
  • Nagels
  • Behaarde hoofdhuid
  • Anogenitaal gebied
  • Lichaamsplooien
  • Strekzijde ellebogen
  • Strekszijde knieën
180
Q

Welke diagnose past bij scherp begrensde gehypopigmenteerde maculae en geringe schilfering op romp en bovenarmen?

A

Pityriasis versicolor

181
Q

Wat is kenmerkend voor varicella?

A

Maculae die overgaan in blaasjes en crusteuze laesies, gecombineerd met koorts en algehele malaise

182
Q

Wat is het pathologische mechanisme bij scabiës?

A

De scabiei-mijten en de uitwerpselen veroorzaken een allergische reactie die leidt tot ontsteking en intense jeuk

183
Q

Wat zijn typische huidafwijkingen van scabiës?

A

Erythemateuze papels en pustels, vesikels, gangetjes, nodi en krabeffecten

184
Q

Wat zie je bij dermatoscopie bij een patiënt met scabiës?

A

Deltasign, die de kop en de voorpoten van de mijt illustreren (soms ook eitjes)

185
Q

Waar bestaat de medicamenteuze behandeling van scabiës uit?

A
  • Permetrine
  • Ivermectine
186
Q

Wat is polymorfe lichteruptie?

A

Veelvoorkomende vorm van fotodermatose: aandoening waarbij huid abnormaal reageert op blootstelling aan UV-A straling

187
Q

Wat is het verschil tussen bacteriële en virale conjunctivitis?

A
  • Bacterieel: pussige uitvloed
  • Viraal: waterige uitvloed
188
Q

Waar bestaat aanvullend onderzoek voor een urethritis uit?

A

Dipstick

189
Q

Welke drie hoofdgroepen kent chlamydia trachomatis?

A
  • A, B, Ba en C: conjunctivitis
  • D t/m K: urogenitale infecties met heldere en waterige afscheiding
  • L1 t/m L3: lymfogranuloma venereum (gezwollen lymfeklieren in liezen)
190
Q

Waar bestaat diagnostiek uit bij verdenking op chlamydia?

A
  • Man: PCR op eerstestraals urine
  • Vrouw: PCR op vaginale én rectale swab
191
Q

Waar bestaat de behandeling van chlamydia uit?

A
  • Azitromycine
  • Doxycycline
192
Q

Wat is karakteristiek aan de conjunctivitis bij gonorroe door neisseria gonorrhoeae?

A

Besmetting van het oog aan de zijde van de dominante hand

193
Q

Wat kan een gevolg zijn van gonorroe en wat zie je bij het LO?

A
  • Gedissemineerde infectie
  • Gele pus uit de urethra
194
Q

Hoe wordt de diagnose van gonorroe gesteld en waar bestaat de behandeling uit?

A
  • Diagnose: PCR + kweken van oogvocht
  • Behandeling: ceftriaxon en anders ciprofloxacine
195
Q

Wat is kenmerkend voor uveïtis veroorzaakt door herpes simplex?

A
  • Vesiculaire huidlaesies
  • Opgezette oogleden
  • Tranen
  • Irritatie
196
Q

Waar blijven HSV-1 en HSV-2 latent aanwezig?

A

In de neurale ganglia

197
Q

Hoe ziet de stadiëring eruit bij een mammacarcinoom?

A

I: tumor < 2 cm zonder aangedane lymfeklieren of metastasen
II: tumor 2-5 cm, wel/geen aangedane lymfeklieren en geen afstandsmetastasen
III: tumor > 5 cm, wel/geen aangedane lymfeklieren en geen afstandsmetastasen
IV: tumor met aangetoonde metastasen

198
Q

Waar bestaat botversterkende medicatie uit bij een mammacarcinoom?

A
  • Bisfosfonaten
  • Antistoffen tegen RANK-ligand
199
Q

Waar moet bij lichamelijk onderzoek bij COVID-19 op gelet worden?

A
  • Dyspnoe
  • Saturatie
  • Auscultatie
  • ROX-score
  • Overig
200
Q

Hoe kan een wakkere COVID-19 patiënt beademd worden?

A

Via high-flow nasal oxygen

201
Q

In welke categorieën zijn urineweginfecties in te delen en wat zijn de oorzaken?

A
  • Hoge urineweginfecties: door pyelonefritis
  • Lage urineweginfecties: door cystitis
202
Q

Bij welke diagnose past: nitriet +, leuko’s ++, ery’s ++ en eiwit -?

A

Bij een urineweginfectie

203
Q

Wat is het aangewezen beleid bij een patiënte met penicilline allergie?

A

Nitrofurantoïne

204
Q

Hoe ziet de opname van gluten eruit bij een patiënt met coeliakie?

A
  • Gluten worden opgenomen door darmepitheelcellen
  • Gluten worden gedeamineerd door tissue transglutaminase
  • Worden aan HLA-molecuul (HLA-DQ2 en -DQ8) op APC gebonden
  • Hierdoor ontstekingsreactie -> vlokatrofie: malabsorptie
205
Q

Wanneer is er sprake van coeliakie volgens bloedonderzoek?

A
  • Positieve HLA-typering voor HLA-DQ2 of -DQ8
  • Anti-tTG is 10x verhoogd (antistoffen tegen tissue transglutaminase)
206
Q

Wat is kenmerkend aan amoebendysenterie (entamoeba histolytica)?

A
  • Bloederige diarree
  • Eventueel koorts bij extra-intestinale versleping
207
Q

Wat gebeurt er bij lactose-intolerantie?

A

Lactose wordt niet verteerd -> trekt water aan en versnelt peristaltiek: osmotische diarree

208
Q

Wat zijn symptomen van hepatitis E?

A
  • Vermoeidheid
  • Lichte koorts
  • (soms) pijn in de buik en misselijkheid
  • Icterus
  • Donkere urine
  • Ontkleurde ontlasting
209
Q

Wat kan er gegeven worden als het lichaam hepatitis E te langzaam opruimt?

A

Ribavirine

210
Q

Wat zijn oorzaken van residuvorming bij een urineweginfectie?

A
  • Obstructie
  • Neurogene blaasfunctiestoornissen
  • Te geringe mictiefrequentie
  • Niet volledig ledigen van blaas
  • Zwangerschap
  • Post-menopauzale atrofie van tractur urogenitalis
211
Q

Wat zijn de uropathogenen?

A

Enterobacteriën (gram-negatieve staven): hechten aan blaascellen door middel van pili en fimbriae

212
Q

Wat zijn de klachten bij cystitis?

A
  • Dysurie
  • Pollakisurie (in kleine hoeveelheden plassen)
  • Toegenomen mictiefrequentie
  • Hematurie
  • Pijn in rug of onderbuik
213
Q

Wanneer is er bij kweken van een UWI sprake van bacteriegroei?

A

Bij > 10^5 micro-organismen / mL

214
Q

Waar bestaat empirische therapie uit bij een ongecompliceerde UWI?

A

Nitrofurantoïne

215
Q

Waar bestaat empirische therapie uit bij een gecompliceerde UWI?

A
  • Ciprofloxacine (7 dagen)
  • Augmentin (10 dagen)
  • Cotrimoxazol (7 dagen)
216
Q

Wat zijn de bone-criteria waar aan voldaan moet worden voor de diagnose sepsis?

A
  • Koorts boven 38.5 / hypothermie onder 36
  • Tachycardie > 90/min
  • Leukocytose > 12 x 10^9 / L
  • Tachypneu > 20/min
217
Q

Waar bestaat de empirische behandeling van urosepsis uit?

A
  • Augmentin + eenmalige gentamicine i.v. OF
  • 2e generatie cefalosporine i.v. + eenmalig gentamicine OF
  • 3e generatie cefalosporine i.v.
    (Voldoende vocht drinken om bacteriën weg te spoelen)
218
Q

Waardoor is meticilline-resistente staphylococcus aureus resistent voor bètalactam antibiotica?

A

MRSA-bacteri heeft aangrijpingspunt penicillin-binding protein (PBP) veranderd naar PBP2A

219
Q

Waar bestaat de behandeling van MRSA uit?

A

Vancomycine (iv) -> glycopeptide antibiotica

220
Q

Welke soort plasmodium veroorzaken welke vorm van malaria?

A
  • Plasmodium falciparum: malaria tropica
  • Plasmodium vivav/ovale: malaria tertiana
  • Plasmodium malariae: malaria quartana
221
Q

Hoe verloopt de levensweg van parasieten van malaria in het lichaam?

A
  • Parasieten worden overgebracht via muggenbeten en reizen naar lever: ontwikkelen tot merozoïeten -> komen vrij na barsten van levercellen
  • Ze dringen rode bloedcellen in waar ze zich vermenigvuldigen en gametocyten vormen
222
Q

Waardoor kan plasmodium falciparum-infectie ernstiger zijn?

A
  • Infectie van verschillende soorten rode bloedcellen
  • Veroorzaken van sequestratie van geïnfecteerde cellen in kleine bloedvaten -> orgaanfalen
223
Q

Waar bestaat de behandeling van malaria uit?

A

Chloroquine (bij aanwezigheid van hypnozoïeten: primaquine)

224
Q

Wat zijn voorbeelden van verschijningsvormen van dengue?

A
  • Dengue hemorrhagic fever
  • Dengue shock syndrome
225
Q

Wat is osteomyelitis?

A

Ontsteking van beenmerg, periost en endost veroozaakt door micro-organismen -> vormen biofilm (glycocalix) die behandeling met antibiotica lastig maakt

226
Q

Waarom worden er bij osteomyelitis geen oppervlakkige kweken van een fistel gedaan?

A

Tonen vaak mengflora

227
Q

Hoe is de behandeling van osteomyelitis opgebouwd?

A

Langdurige antibiotica (tenminste 3 maanden waarvan eerste weken iv) -> daarna ciprofloxacine: dringt goed door tot in het bot

228
Q

Hoe ziet de pathogenese van endocarditis eruit?

A
  1. Schade aan endotheel van endocard
  2. Depositie van trombocyten en fibrine (niet-bacteriële trombotische endocarditis)
  3. (Transiënte) bacteriëmie
  4. Adherentie aan en kolonisatie van NBT-laesie
  5. Snelle bacteriële groei en toename depositie van trombocyten en fibrine
229
Q

Wat is de meest voorkomende verwekker van acute endocarditis?

A
  • Natieve klep: S. Aureus
  • Kunstklep: S. Aureus of S. epidermis
230
Q

Waar bestaat profylaxe voor endocarditis uit voor een operatie?

A

Amoxicilline

231
Q

Wat zijn symptomen van tuberculose?

A
  • Langdurig hoesten (soms hemoptoë)
  • Moeheid
  • Koorts
  • Gebrek aan eetlust
  • Pijn op de borst
  • Gewichtsverlies
  • Nachtzweten
232
Q

Waar bestaat de standaardbehandeling van actieve tuberculose uit (minimaal 6 maanden)?

A
  • Isoniazide
  • Rifampicine
  • Pyrazinamide
  • Ethambutol
233
Q

Hoe kan septische artritis ontstaan als gevolg van neisseria gonorrhoeae?

A

Gonokokken kunnen in de bloedbaan terechtkomen (bacteriëmie) en een gegeneraliseerde infectie veroorzaken

234
Q

Welke symptomen vormen het CMV-syndroom?

A
  • Koorts
  • Spierpijn
  • Gewrichtspijn
  • Beenmergsuppressie
235
Q

Wanneer is er sprake van CMV-ziekte?

A
  • Colitis
  • Hepatitis
  • Retinitis
  • Pneumonitis
236
Q

Welke bloedwaarden passen bij CMV infectie?

A
  • Trombopenie
  • Stijging leverwaarden
  • Stijging van CRP
237
Q

Hoe wordt CMV behandeld?

A

Met (val)gangciclovir

238
Q

Wat zijn de 4 belangrijkste symptomen van mononucleosis infectiosa?

A
  • Extreme moeheid
  • Koorts
  • Keelpijn
  • Gezwollen lymfeklieren
239
Q

Wat wordt er bij een EBV-infectie gezien bij serologisch onderzoek?

A

Groot aantal mononucelaire leukocyten

240
Q

Wanneer kan pneumocystis jirovecii pneumonie optreden?

A

Bij immuungecompromitteerde patiënten -> vooral bij verminderde T-celfunctie

241
Q

Wat is kenmerkend voor een PJP?

A
  • Sluipend (niet acuut) beloop met droge hoest en progressieve kortademigheid
  • Lage saturatie
242
Q

Waar bestaat de behandeling van PJP uit?

A

Cotrimoxazol (eventueel prednison)

243
Q

Wat is een epicondylitis lateralis?

A

Ontsteking van de origo van de extensoren van de hand op het epicondylus lateralis van de elleboog

244
Q

Waardoor ontstaan klachten bij tenniselleboog?

A

Door repititieve bewegingen met de onderarm waardoor pezen gaan ontsteken

245
Q

Welke test kan je doen bij een epicondylitis lateralis?

A

Patiënt tegen weerstand in de hand naar dorsaal laten flecteren

246
Q

Wat is kenmerkend voor artrose?

A
  • Niet-inflammatoire aandoening van synoviale gewrichten
  • Verlies van gewrichtskraakbeen en ombouw van subchondraal bot
  • Synovitis
247
Q

Wat zijn kenmerken van artrose op een röntgenfoto?

A
  • Gewrichtsspleetversmalling
  • Subchondrale cysten
  • Subchondrale sclerose
  • Osteofyten
  • Deformatie
248
Q

Wat zijn kenmerken voor reumatoïde artritis?

A
  • Symmetrische inflammatoire aandoening van gewrichten
  • Meestal kleine hand- en voetgewrichten
  • Langdurige ochtendstijfheid
249
Q

Waar bestaat de medicatie van reumatoïde artritis uit?

A
  • csDMARDs: methotrexaat, hydroxychloroquine of sulfasalazine
  • Glucocorticoïden
  • Eventueel anti-TNF biological
250
Q

Wat is kenmerkend voor epifysiolysis capitis femoris (SCFE)?

A

Door afglijden van de epifyse ten opzichte van de metafyse van het proximale femur door de hypertrofische zone van de groeischijf

251
Q

Wat zijn risicofactoren voor SCFE?

A
  • Fors overgewicht
  • Vertraagde puberteitsontwikkeling
  • Nierfalen
  • Endocriene afwijkingen: hypothyreoïdie en groeihormoondeficiëntie
252
Q

Wat zijn kenmerken voor een chronische SCFE?

A
  • Intermitterend mank lopen
  • Wisselende pijnklachten in de heupregio of knie
  • Progressief beenlengteverschil
253
Q

Wat is het teken van Drehmann?

A

Bij flexie van de heup is een neiging de heup te abduceren en te exoroteren

254
Q

Wat kan er gezien worden bij beeldvormend onderzoek bij juveniele idiopathische artritis (JIA)?

A

Ontsteking van het gewricht (synovitis) en hydrops

255
Q

Hoe wordt JIA behandeld?

A
  • Corticosteroïden: intra-articulair en systemisch
  • Conventionele systemische DMARDs
256
Q

Hoe kan een abces ontstaan als gevolg van osteomyelitis?

A

Door trauma kan een wondje ontstaan waardoor bacteriën zich gaan nestelen in bot en een abces vormen

257
Q

Wat is een primaire immuundeficiëntie?

A

Aangeboren afwijkingen van het immuunsysteem waardoor er een tekort is aan een bepaalde soort immuuncel

258
Q

Wat is een secundaire immuundeficiëntie?

A

Verworven afwijking waarbij de oorzaak vaak buiten het lichaam ligt -> problemen door het hele immuunsysteem in plaats van specifiek deel

259
Q

Welk onderzoek kan ingezet worden bij verdenking op primaire immuundeficiëntie?

A

Flowcytometrie

260
Q

Voor welk antibioticum kan er worden gekozen bij een amoxicilline overgevoeligheid?

A

Doxycycline

261
Q

Uit welke medicijnen bestaat the Golden Five?

A
  1. Statines: cholesterolgehalte verlagen
  2. ACE-remmers: bloeddruk verlagen en hartbelasting verminderen
  3. Bètablokkers: hartslag vertragen en verminderen bloeddruk
  4. Calciumantagonisten: ontspannen bloedvaten en verminderen bloeddruk
  5. Bloedplaatjesaggregatieremmers: vorming van bloedstolsels verminderen
262
Q

Hoe heet de vorm van angina pectoris waarbij coronairspasmes voorkomen?

A

Prinzmetal angina