Inleiding Flashcards

1
Q

Leg uit wat het betekent dat de metafysica van oudsher een theoretische, a priori, universele wetenschap wil zijn, en bespreek in hoeverre de metafysica deze pretentie al dan niet waar kan maken.

A

De metafysica is van oudsher een theoretische wetenschap, omdat het gaat om kennis zonder doel (telos). Praktische kennis heeft altijd een toepassing, en dat is niet het geval bij metafysica.

De metafysica is van oudsher een a priori wetenschap, omdat het gaat over absolute kennis, die voorafgaat aan de ervaring.

De metafysica is van oudsher een universele wetenschap, omdat ze voor alles en iedereen moet gelden.

Deze doelen kan ze wel waarmaken in de zin dat er geen ‘toegepaste metafysica’ of iets dergelijks bestaat, maar aan de andere kant heeft de metafysica nog geen definitieve antwoorden gegeven. Het is dus voor sommigen te betwijfelen of het wel een wetenschap genoemd mag worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen Aristoteles’ eerste filosofie, Plato’s dialectiek en de sofistiek?

A

Aristoteles’ eerste filosofie: de eerste filosofie probeert kennis te vergaren. Eerste filosofie is ook wel metafysica bij Ari, hij wil de kennis omwille van de kennis zelf. De metafysica gaat dan ook over de vraag naar een ‘omwille waarvan’ of over de vraag naar het goede. Aristoteles antwoord op deze vraag is dat de onbewogen beweger het eerste balletje van de kettingreactie in beweging brengt.

Plato’s dialectiek: Plato’s manier van schrijven gebeurt altijd in een dialoog-vorm. Hierin is (vaak) Socrates aan het woord terwijl hij anderen ondervraagt. Socrates is ‘degene die weet dat hij niks weet’ en de anderen beweren altijd iets te weten. Aan het eind van de dialoog komt niet een oplossing of antwoord op het vraagstuk, vaak eindigt de dialoog in een aporie een patstelling waar niet verder doorgeredeneerd kan worden.

Sofistiek: Bij de sofistiek gaat het niet om de kennis zelf, maar om mensen overtuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vier verschillende inhouden/varianten geeft Aristoteles van de metafysica in de 14 boeken van zijn Metafysica?
Beschrijf deze varianten door uit te leggen welke verschillende onderwerpen deze ‘metafysica’s’ behandelen.

A

De vier varianten die Aristoteles geeft zijn:

1: Metafysica als algemene ontologie: de wetenschap van het zijnde als zijnde
2: Metafysica als theologie: de wetenschap van het hoogste zijnde, God. Wil je weten wat de werkelijkheid echt is, kijk dan naar het hoogste zijnde.
3: Metafysica als substantieleer: substantie als subject, substantie als wezen, substantie als klasse.
4: Metafysica als oorzakenleer: materieoorzaak, vormoorzaak, werkoorzaak, doeloorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

‘Het zijnde, zonder meer uitgesproken, heeft vele betekenissen’, zo opent Aristoteles’ Metafysica VI.2.
Welke vier betekenissen van zijn onderscheidt hij?

A

De vier betekenissen van zijn de Aristoteles onderscheidt, zijn:

1: Zijn als substantie of accident: elk zijnde heeft zowel wezenlijke eigenschappen (substantie) als bijkomstige eigenschappen (accident). Stoel-zijn is een noodzakelijke eigenschap, terwijl de kleur van de stoel contingent is, die stoel blijft een stoel, of ie nou groen of geel is.
2: Zijn als categorie: Aristoteles stelt 10 categorieën op die iets zeggen over hoe een concreet zijnde is.
3: Zijn als potentionaliteit of mogelijkheid: Ari laat zien dat verandering niet een overgang van niet-zijn naar zijn is, maar van in-potentie-zijn naar in-act-zijn.
4: Waar-zijn en onwaar-zijn. Als je zegt, de tomaat IS rood, zeg je iets over het zijn van deze tomaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly