Inleiding Flashcards
1
Q
Begrip ‘weefsel’
A
- Groepering van groot aantal cellen
- Gespecialiseerd om een bepaalde functie uit te oefenen
- Functie staat mee in voor het behoud van de homeostase
2
Q
Intercellulaire matrix
A
= niet-levende, tussencellige substantie; ook wel extracellulaire matrix
- Houdt vaak de cellen samen in het weefsel
3
Q
4 hoofdtypes van weefsels
A
- Epitheel
- Bindweefsel
- Spierweefsel
- Zenuwweefsel
4
Q
Gastrulatie
A
= periode tijdens embryonale ontwikkeling waarbij drie kiemlagen worden gevormd:
- Endoderm
- Mesoderm
- Ectoderm
5
Q
Histogenese
A
= proces waarbij cellen van de kiemlagen verder differentiëren tot specifieke weefsels