Hoofdstuk 1: Epithelen - 1.2 De epitheelcel Flashcards
1
Q
Keratine-eiwitten
A
- Worden geproduceerd door alle epitheelcellen
- De soort die geproduceerd wordt is afhankelijk van de locatie van het epitheel
- Vervullen tal van functies
- Zijn in staat om intermediaire filamenten te vormen > welke de morfologie van het cytoskelet meebepalen
2
Q
Celpolariteit
A
- Nagenoeg alle epitheelcellen zijn gepolariseerd
> om functie te kunnen uitoefenen
3
Q
Apicale celdomein
A
- Verschillende eiwitten die belangrijk zijn voor de uitwisseling van water, elektrolyten en moleculen met de omgeving
- Bij bepaalde organen: structurele oppervlaktespecialisaties, zoals
> microvili
> cilia
> stereocilia
4
Q
Laterale celdomeinen
A
- Nauw verbonden met elkaar via verschillende celverbindingen (= celjuncties)
- Ter hoogte van de desmosomen; specifieke transmembranaire cel-adhesie-moleculen in de intercellulaire ruimte binden aan elkaar
- Ter hoogte van het cytoplasma van naastliggende cellen liggen hechtingsplaten (attachment plaques), die verbonden zijn met de keratinefilamenten > vormen stevig geheel
5
Q
Basale celdomein
A
- Gericht naar basale membraan (PAS-kleuring)
- Lamina basalis; bestaat uit
> Lamina densa (elektronendens)
> Lamina lucida (tussen lamina densa en membraan van epitheelcellen)
6
Q
Celdomeinen
A
- Een ‘vrij’ apicaal uiteinde, een lateraal domein en een basaal domein (basolateraal domein)
- Celdomeinen zijn functioneel verschillend
- Afscheiding apicale domein/basolaterale domein; op de plaats waar zonula occludens (tight functions) voorkomen