ij-ee-e; voltooid deelwoord op -en Flashcards
1
Q
Autorijden
A
Reed auto
Reden auto
Hebben / zijn gereden
2
Q
Begrijpen
A
Begreep
Begrepen
Hebben begrepen
3
Q
Bekijken
A
Bekeek
Bekeken
Hebben bekeken
4
Q
Beschrijven
A
Beschreef
Beschreven
Hebben beschreven
5
Q
Bewijzen
A
Bewees
Bewezen
Hebben beschreven
6
Q
Bijten
A
Beet
Beten
Hebben gebeten
7
Q
Blijken
A
Bleek
Bleken
Zijn gebleken
8
Q
Blijven
A
Bleef
Bleven
Zijn gebeleven
9
Q
Drijven
A
Dreef
Dreven
Hebben / zijn gedreven
10
Q
Glijden
A
Gleed
Gleden
Hebben / zijn gegleden
11
Q
Grijpen
A
Greep
Grepen
Hebben gegrepen
12
Q
Inschrijven
A
Schreef in
Schreven in
Hebben ingeschreven
13
Q
Kijken
A
keek
Keken
Hebben gekeken
14
Q
Knijpen
A
Kneep
Knepen
Hebben geknepen
15
Q
Krijgen
A
Kreeg
Kregen
Hebben gekregen
16
Q
Lijden
A
Leed
Leden
Hebben geleden