e-a-e; voltooid deelwoord op -en Flashcards
1
Q
Aangeven
A
Gaf aan
Gavan aan
Hebben aangegeven
2
Q
Doorgeven
A
Gaf door
Gaven door
Hebben doorgegeven
3
Q
Eten
A
At
Aten
Hebben gegeten
4
Q
Genezen
A
Genas
Genazen
Hebben / zijn genezen
5
Q
Geven
A
Gaf
Gaven
Hebben gegeven
6
Q
Lesgeven
A
Gaf les
Gaven les
Hebben lesgegeven
7
Q
Meten
A
Mat
Maten
Hebben gemeten
8
Q
Opgeven
A
Gaf op
Gaven op
Hebben opgegeven
9
Q
Optreden
A
Trad op
Traden op
Hebben / zijnopgetreden
10
Q
Overgeven
A
Gaf over
Gaven over
Hebben overgegeven
11
Q
Treden
A
Trad
Traden
Zijn getreden
12
Q
Uitgeven
A
Gaf uit
Gaven uit
Hebben uitgegeven
13
Q
Vergeten
A
Vergat
Vergaten
Hebben / zijn vergeten
14
Q
Voorlezen
A
Las voor
Lazen voor
Hebben voorgelezen