Idiomatische taal Flashcards

1
Q

ergens van opkijken

Sinds … kijk ik nergens van op
Daar zal hij van opkijken!

A

Удивляться

Verbaasd zijn over iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

iets niet uitvlakken (iets niet onderschatten)

A

Не забывать, не недооценивать

Maar vlaak ook de Japanners niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zich iets voor de geest halen

Hij probeerde zich te herinneren wat er precies gebeurd was, maar hij kon zich de situatie niet meer voor de geest halen.

A

восстановить в памяти

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

met iemand kunnen opschieten

A

уживаться (с кем-либо)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zich verheven voelen

A

boven andere mensen staan

denken dat je beter dan anders bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dan wordt het een ander verhaal.

A

Это другое дело!

Dat is een andere situatie
Dat verandert de zaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de handen uit de mouwen steken

A

actief meedoen

Засучить рукава

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aan de slag gaan

A

aan het werk gaan
Начать

Приниматься за работу

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aan de grond raken

A

пойти ко дну

geen geld meer hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

iets onder de loep nemen

A

goed onderzoeken

In zijn laatste bijdrage neemt hij zijn vaderschap kritisch onder de loep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geen haar op m’n hoofd die daaraan denkt

Er is geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt.

A

het gebeurd absoluut niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in het geweer komen

Er werd zo hevig gevochten dat de politie in het geweer moest komen
Hoe kan het dat dit standhoudt; waarom komen vrouwen niet in het geweer?

A

actie ondernemen
(букв.) Взяться за оружие

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in de weer zijn (met iets)

A

bezig zijn
Быть занятым (чем-либо)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het komt je niet aanwaaien

We werken hard, want het komt ons niet aanwaaien.

A

ergens moeite voor moeten doen

Не даётся легко.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geen blad voor de mond nemen

A

vrijuit zeggen wat je vindt

je eerlijke mening geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

van top tot teen

A

helemaal
Полностью

17
Q

het gelijk aan je zijde hebben

A

gelijk hebben
Быть правым

18
Q

het voor het zeggen hebben

A

de baas zijn
Командовать

19
Q

op den duur

A

В долгосрочной перспективе

20
Q

op de nek hijgen
Ik voelde het op mijn nek hijgen

A

Дышать в затылок

21
Q

niet in het plaatje passen

A

Не вписываться в картину

22
Q

ergens naartoe werken

Waar werk je naartoe?

A

Работать над чем-то

23
Q

over één kam scheren

Hij scheert all politici over één kam en noemt ze corrupt.

A

Брить под одну гребенку

24
Q

op de schop gaan

Het onderwijsbeleid gaat volledig op de shop.

Ons IT-systeem gaat binnenkort op de schop.

A

Полностью обновить(ся)

25
26
Uitgeteld op de bank Uittellen
Быть в ‘отключке’ (от сильной усталости)
27
Het is mij niet gegund
Этого мне не дано
28
Uit een dipje komen
Улучшить(ся), выйти из кризиса
29
Een kort lontje hebben
Быстро выходить из себя (взрываться) (дословно, иметь короткий запал)
30
Geduld opraken
Потерять терпение
31
Uit je slof schieten
Терять самообладание