Hoorcollege 8 Flashcards

1
Q

Sociale klasse (definitie)

A

De indeling van mensen in groepen op basis van hun economische positie, opleidingsniveau, groep en toegang tot middelen zoals geld, netwerken en culturele kennis. Deze klassenstructuren bepalen in grote mate de sociale mobiliteit en de kansen die individuen hebben in de samenleving. Sociale klasse beïnvloedt dus niet alleen de financiële situatie van mensen, maar ook hun toegang tot macht, sociale netwerken en culturele privileges.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Sociale Klasse?

A
  1. Werkende bovenlaag
  2. Jongere kansrijken
  3. Rentenierende bovenlaag
  4. Werkende middengroep
  5. Laagopgeleide gepensioneerden
  6. Onzekere werkenden
  7. Precariaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Werkende bovenlaag

A

Deze groep heeft het meeste kapitaal op drie van de vier typen (sociaal, economisch, cultureel en persoonskapitaal). Het is de groep die actief is op de arbeidsmarkt en vaak zelfstandigen omvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Jongere kansrijken

A

Hoogopgeleide groep met veel hulpbronnen, maar nog groeiend in inkomen, liquide vermogen en huizenbezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rentenierende bovenlaag

A

Meestal gepensioneerd en met een hoog vermogen. Deze groep heeft een groot liquide vermogen en een hoge overwaarde in hun woning, maar hun gezondheid en sociale netwerken staan onder druk door de gevorderde leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werkende middengroep

A

Deze groep neemt bij vrijwel alle kapitaalvormen een middenpositie in en wordt gekenmerkt als de middenklasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Laagopgeleide gepensioneerden

A

Grotendeels niet meer actief op de arbeidsmarkt en met een redelijk inkomen en vermogen, maar weinig cultureel kapitaal. Ze hebben vaak een beperkte sociale kring en minder digitale vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onzekere werkenden

A

Deze groep heeft moeite om op de arbeidsmarkt aan te halen. Ze hebben vaak lage inkomens, beperkte contracten en kampen met gezondheidsproblemen, zowel fysiek als mentaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Precariaat

A

Deze groep heeft de minste hulpbronnen op alle vier de kapitaaltypen. Het omvat veel gepensioneerden en mensen die arbeidsongeschikt zijn. Ze zijn vaak afhankelijk van toeslagen en voorzieningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De drie kapitaalvormen van Bordieu

A
  1. Economisch kapitaal = geld en eigendommen
  2. Sociaal kapitaal = netwerken en relaties
  3. Cultureel kapitaal = kennis, opleiding, vaardigheden

Kapitaalvormen versterken ongelijkheid tussen klassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Armoede & ongelijkheid in Nederland

A
  1. Oorzaken = werkloosheid, opleidingsachterstanden, segregatie
  2. Gevolgen = sociale uitsluiting, beperkte toegang tot zorg, onderwijs, politiek

Vicieuze cirkel van armoede en achterstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verdeling van inkomen en vermogen in Nederland

A
  1. Tot 10% bezit groot deel van vermogen
  2. Structurele ongelijkheid in toegang tot macht en besluitvorming
  3. Beperkte sociale mobiliteit versterkt ongelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly