Hoorcollege 7: Sensorische systemen Flashcards

1
Q

Benoem alle 6 de sensorische systemen

A
  • Visual system (vision)
  • Auditory system (hearing)
  • Vestibular system (balance)
  • Somatic sensory system (touch)
  • Gustatory system (taste)
  • Olfactory system (smell)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noem je het proces waarbij sensory receptors worden getransleerd naar electrical signals

A

Sensory transduction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is synesthesia

A

‘sensing together’, dus een neurologische conditie waarbij stimulatie in een sensorische pathway leidt tot onvrijwillige ervaringen in een ander sensorische pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem 6 synesthesia

A
  • Grapheme -> color synesthesia (most common)
  • Sound -> color synesthesia
  • Lexical -> gustatory synesthesia
  • Auditory -> tactile synesthesia
  • Spatial sequence synesthesia
  • Mirror touch synesthesia (very rare)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een sensory threshold?

A

Een minimum level van stimulatie dat nodig is voor activatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sensorische informatie kan op verschillende manieren worden ‘gedragen’ door een actie potentiaal.. benoem alle 3

A
  • Frequency coding
  • Pattern coding
  • Population coding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welk sensorisch gebied wordt de verandering van de activiteit van een neuron waargenomen?

A

‘Receptive field’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sensorische systemen zijn sensitief voor ….

A

verandering (niet standvastigheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem langs welke neuronen een ‘visuele sensorische transductie’ loopt

A

Photoreceptor cell -> bipolar cell -> ganglion cell -> LGN neuron -> cortical neuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt ‘parallel processing’ in?

A

Dat er twee routes zijn waardoor visuele stimuli verwerkt worden: de corticale en subcorticale route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van de corticale route?

A

o Focal vision
o Identification
o Slow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kenmerken van de subcorticale route?

A

o Ambient vision
o Detection
o Eye movement control
o Fast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen simple en complex cortical neurons?

A

Simpele corticale neuronen reageren maximaal op licht (uit een bepaalde hoek). Complexe corticale neuronen reageren maximaal op de beweging van licht (uit een bepaalde hoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Als een corticale neuron eenmaal is aangekomen in de ‘prestriate area’, vindt er weer parallel processing plaats. Welke zijn dat?

A

Dorsal en ventral stream

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kenmerken van de dorsal stream en waar gaat het heen?

A

De dorsale stroom projecteert naar corticale regio’s die nauw verband houden met de motorische cortex (parietal -> prestriate area). Deze projecties kunnen betrokken zijn bij de beheersing van beweging in relatie tot visuele input.
o Fast
o Low colour sensitivity
o Peripheral input

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van de ventral stream en waar gaat het heen?

A

De ventrale stroom projecteert naar het superieure temporale polysensorische (SPT) gebied. SPT-neuronen kunnen betrokken zijn bij specifieke objectherkenning.
o Slow
o High colour sensitivity
o Foveal input

17
Q

Wat is agnosia?

A

Verstoring van visuele objectherkenning

18
Q

Welk gebied is aangedaan bij agnosia?

A

De inferior temporal region of the cortex (ventral stream)

19
Q

Wat is prosopagnosia?

A

Onvermogen om gezichten te herkennen (fusiform face area FFA)

20
Q

Wat is optische ataxie?

A

Vermogen om objecten te herkennen, maar onvermogen om ze te gebruiken om de actie te begeleiden (dorsale stroom?)