Hoorcollege 10: Neurodegeneratieve ziektes Flashcards

1
Q

Waar worden neurodegeneratieve disorders aan gekenmerkt?

A

Het progressieve verlies van (specifieke populaties van) neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het (biologische) kenmerk van ALS (Amyotrofe laterale sclerose)?

A

Ophoping van neurofilament in cellichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het (biologische) kenmerk van Huntington?

A

Ophoping van huntingtin in de kern van de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het (biologische) kenmerk van Alzheimer?

A

Amyloid-beta hoopt zich op buiten de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het (biologische) kenmerk van Parkinson?

A

Eiwitophoping in het cytoplasma alpha-nucleine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke neuronen zijn er aandoeningen bij ALS?

A

Motor neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke twee plekken is ALS te zien?

A

Bij de ventrale hoorn ziet men bij een preparaat een witte substantie –> afwezigheid van neuronen. Ook is er een verlies bij de schors, wat te zien is in het ruggenmerg (: corticospinal tract). Dit is tevens ook wit, maar hier ontbreken de axonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een aantal patienten van ALS hebben een mutatie wat de ziekte veroorzaakt. Welke is dat, en wat doet het?

A

Superoxide dismutase (SOD) dat zuurstofradicalen veroorzaakt door oxidatieve stress onschadelijk maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent sporadisch?

A

Geen (duidelijke) genetische aanleg voor een ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is ALS een sporadische ziekte?

A

Voor de meeste mensen wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de (belangrijkste) klinische kenmerken van Parkinson’s?

A

Moeite met opstarten/opbreken van bewegingen (akinesie) en een trillende hand (tremor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is Parkinson’s idiopathisch?

A

Voor de meeste gevallen wel (oorzaak = onbekend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de locatie en type neuronen dat afnemen bij Parkinson?

A

Dopamine-neuronen in de substantia nigra pars compacta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe veel % neuronen moeten afnemen zodat symptomen optreden in Parkinsons?

A

50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke toxische stof zorgt ervoor dat je acuut Parkinson krijgt?

A

MPTP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verloop van MPTP?

A

MPTP gaat door bloed-hersen barriere -> opgenomen astrocyten -> omgezet tot MPP+ -> MPP+ wordt uitgescheiden -> MPP+ wordt selectief opgenomen door dopamine transporter -> wordt opgenomen in synaptische vesikel, enzymen en mitochondria -> blokkeerd electron transport chain -> geen ATP -> cellen gaan acuut dood

17
Q

Naast dopamine-neuronen verlies, is er een ander pathologisch verschijnsel in Parkinson… welke?

A

Lewy bodies die ontstaan in de substantia nigra (synucleïne of ubiquitine)

18
Q

De progressie van Parkinson wordt gekenmerkt door stadia.. hoe heten deze?

A

Braak stages (1-6)

19
Q

Wat is een manier om vroegtijdig Parkinson op te sporen?

A

Door het reukvermogen te testen

20
Q

Welke medicijnen kunnen toegediend worden bij Parkinsons patienten?

A

L-DOPA, MAO inhibitors, Antioxidants (vitamin E) en dopamine receptor agonists

21
Q

Wat is de functie van L-DOPA (met eventuele toevoeging van DOPA decarboxylase inhibitor)

A

Een verhoging van dopamine synthese (en vermindering dopamine afbraak)

22
Q

Wanneer is L-DOPA toepasbaar een waarom?

A

Bij een vroeg stadium omdat er moeten nog genoeg cellen aanwezig zijn om dopamine op te nemen

23
Q

Wat is de functie van MAO inhibitors?

A

Voorkomt de afbraak van dopamine

24
Q

Welke drie operaties zijn er mogelijk voor Parkinson?

A

Leasies, Cel- of weefseltransplantatie en deep brain stimulation

25
Q

Wat zijn de klinische aspecten van Alzheimer?

A

Oorzaak dementia, cognitief waardevermindering, groot geheugen verlies en verminderde attentie en motivatie

26
Q

Welke ziekte(s) hebben de meeste Alzheimer patienten vaak ook?

A

Parkinsons en depressie

27
Q

Wat gebeurd er (globaal) op pathologisch niveau bij Alzheimer?

A

Verdwijnen (atrofie) van (sub)corticale brein regio’s, vergroting van cerebrale ventrikels en hersen-sulci

28
Q

Welke eiwitten zijn betrokken bij de pathologie van Alzheimer?

A

De ophoping van neuritische plaks (plaques) van Amyloid-beta buiten de cel en neurofibrillaire tangles van hyper-gefosforyleerde Tau-eiwitten in de cel

29
Q

Welke neuronen sterven af in Alzheimer?

A
  1. Cholinergische neuronen in septum en nucleus basalis van Meyndert (NBM) worden aangedaan in AD (-> Vermindering van geheugenconsolidatie)
  2. Glutamaterge piramidale cellen in de cortex (Waarschijnlijk verantwoordelijk voor de meeste cognitieve stoornissen)
  3. Noradrenergische en serotonerge neuronen
  4. Neurodegeneratie kan in de reukbol beginnen
30
Q

De meeste gevallen van Alzheimer zijn idiopathisch, maar een mogelijk genetische aanleg kan zijn:

A

Het allel van apolipoproteïne E (ApoE) 4 en functieverlies bij het activeren van de receptor op myeloïde cellen 2 (Trem2) verhogen het risico op het ontwikkelen van AD

31
Q

Alzheimer dat voorkomt in de familie (genetisch aangelegd) worden veroorzaakt door mutaties in welke 3 genen?

A
  • Amyloïde precursoreiwit (APP)
  • Presenilin 1
  • Presenilin 2
32
Q

Waarom moet de eiwitaggregraties (plaques, Lewy-bodies etc) niet tegen worden gegaan?

A

Omdat het een beschermend proces is van de cel, en remming accumulatie van tussenliggende aggreraten kan veroorzaken en hierdoor de symptomen verergeren

33
Q

Er is nog geen behandeling, maar er zijn wel een aantal medicijnen die alsnog worden toegediend. Noem enkele

A

Acetylcholinesterase-remmers (neostygmine, donezepil), Ontstekingsremmende medicijnen (indomethacine), Vaccinatie tegen A-ß, Chelaatvormers (clioquinol), Antioxidanten, Neutrofines en remmers van beta- en gamma-secretase