Hoorcollege 6 t/m 10 Week 3 Flashcards

1
Q

wat gebeurt er met het hartminuutvolume en de preload bij een hogere atriumdruk?

A

de preload neemt toe, het hartminuutvolume neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarvoor is de atriumdruk een maat?

A

een maat voor de preload en daarmee de druk in het ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is er zichtbaar bij de vasculaire functie curve?

A

hier is het effect van de output van het hart op de vullingsdruk zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de normale druk in de venen en wat is de druk in de venen tijdens een hartstilstand?

A

3 mmHg in normale toestand
8 mmHg tijdens een hartstilstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het effect van de vulling van het hart op de pompfunctie?

A

hoe meer het hart gevuld wordt, hoe meer het hart uit pompt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het effect van de pomp op de vulling van het hart?

A

hoe meer er gepompt wordt, des te lager de druk in het atrium is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zou er gebeuren als bij inspanning alleen het hartminuutvolume omhoog zou gaan?

A

dan zou het veneuze systeem leeggepompt worden –> daarom moet ook altijd de vullingsdruk worden verhoogt –> vasoconstrictie moet optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer gaat het hart over naar de systemische vullingsdruk en wat is het gevolg hiervan?

A

wanneer het hart een verminderde pompfunctie heeft –> hartfalen
- veneuze druk stijgt enorm –> oedeem in de benen en longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat onderscheidt je mbv een röntgenfoto?

A

je onderscheidt contrasten tussen dense materialen en weke delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe noem je het als je een foto van de thorax hebt gemaakt?

A

X-thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat kun je met behulp van een X-thorax goed afbeelden?

A

het hart en de longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kijk je bij een X-thorax of het hart vergroot is?

A

door te kijken naar de CTR (cor-thorax-ratio)

als de CTR groter is dan 0,5 dan spreken we van een vergroot hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat voor stoffen zit er in contrastvloeistof voor een CT scan?

A

jood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarvoor word een CT met name gebruikt?

A
  • schedel
  • hersenen
  • abdomen
  • hart
  • bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een hounsfield waarde?

A

een waarde voor hoeveel straling er geabsorbeerd is in het betreffende gebied in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat houdt millisievert in?

A

een maat voor de hoeveelheid straling die je oploopt

17
Q

wat is de definitie van ischemische vaatlijden?

A

er is zuurstoftekort in een bepaald deel van het lichaam doordat de bloedtoevoer verminderd is

18
Q

hoe is ischemia te herkennen?

A

aan kleurverandering van het weefsel

19
Q

benoem de verschillende oorzaken van arteriële obstructie

A
  • atheroscleros –> slagaderverkalking in zowel grote vaten als in microcirculatie
  • hypertensie –> er kan hypertrofie van de vaatwand optreden
  • vasculitis –> ontsteking van de binnenwand bloedvat, kan voor een toename in de weerstand zorgen en daarmee voor een hoge bloeddruk
20
Q

hoe kan ischemie ook ontstaan?

A

door een ruptuur bij een aneurysma

21
Q

wat is arteriële stenose?

A

er is een vernauwing ontstaan in de arterie

22
Q

wat houdt autoregulatie in?

A

de neiging om de doorbloeding constant te houden –> ookwel druk-flow regulatie genoemd

23
Q

wat zijn de drie gevolgen van ischemie?

A
  • anaeroob metabolisme
  • functieverlies
  • celschade -. apoptose of necrose
24
Q
A