Hoorcollege 4: Psychoanalytische/dynamische psychotherapie Flashcards
Noem de basisbegrippen van psychoanalytische therapie
Wat is essentieel en waar richten ze zich op
- Gehechtheid
- Afstemming
- Spiegelen
- (Mede)regulatie van affect
- Mentaliseren
- Epistemisch(kennis) vertrouwen
- Nederigheid en naast onze patiënten zitten
Wat omvat epistemisch (kennis) vertrouwen?
Vertrouwen dat individuen hebben in de kennis overtuigingen en expertise van andere (begrip wereld) en de bereidheid om informatie van externe bronnen te integreren (betrouwbaarheid).
Noem te minste vijf van de tien karakteristieken ven interventies die mentalising verbeteren.
- Niet wetende houding (dingen opnieuw leren, assumpties over gevoelens loslaten en samen met de client uitvogelen)
- Verkenning bevorderen
- Focus op Affect
- Aanpak van oorzaken/ voorlopers van reflectief mentaliseren
- Stimuleren van reflectief denken
- Aanmoedigen en onderhouden van succesvol mentaliseren
- Stoppen en terugspoelen
- Monitoren van misverstanden
- Aanpak van irritaties in de alliantie
- Overdracht en tegenoverdracht (Transference)
Noem de vier wetenschappelijk onderbouwde psychoanalytische therapieën
MBT Mentalisation based treatment, TFP Transference Focused Psychotherapy, DIT Dynamic Interpersonal Therapy & STPP Short-term Psychodynamic Psychotherapy.
In Affect Phobia Therapy, een vorm van STPP, heeft Malan 2 driehoeken. Welke en wat is de inhoud?
De driehoek van conflict (Defenses, Anxiety and Feelings) en van persoon (Therapist, Current persons, and past persons).
Defensies zijn bijv: veranderen van onderwerp, negeren en minimaliseren.