Hoorcollege 2: Outcome research on interventions techniques and early therapy process Flashcards
How green are the leaves on the tree: effecidence of the treatments
Wat zijn de drie soorten onderzoek naar psychotherapie?
Uitkomstenonderzoek: om de effectiviteit van verschillende vormen van behandeling voor verschillende problemen te begrijpen (bijv. helpt behandeling A mensen met probleem B?).
Procesonderzoek: om de mechanismen te begrijpen waardoor behandeling werkt (bijv. wat zorgt ervoor dat mensen met probleem B beter worden als ze behandeling A krijgen?).
Voorspellend onderzoek (Precisie): om de factoren te begrijpen die de effectiviteit van een behandeling beïnvloeden (bijv. waarom worden sommige mensen beter van behandeling A en anderen niet?)
Kunnen houdingen ten opzichte van therapie een invloed hebben op de cliënten? Welke soorten houdingen kijken we naar?
houdingen (van de cliënt )
Ja,
Motivatie: bereidheid om samen te werken en samen te werken met de therapeut (tegenovergestelde = weerstand)
Resultaatverwachting: overtuiging van de cliënt dat de therapie zal werken
Procesverwachting: inzicht van de cliënt in het proces en de doelen van de therapie
Voorkeur: de overtuiging van de cliënt over de oorsprong van zijn leed en wat hij verwacht dat zal helpen
Voorkeur: wat de cliënt graag zou willen dat er gebeurt (bijv. welke therapie)
Lamberts definitie van therapeutische technieken
Factoren uniek tot specifieke therapieën, zoals hypnotherapie.
Is de stelling juist of onjuist?
I: Er is relatief consistent bewijs dat aangeeft dat cliënten met een overwegend externaliserende copingstijl het beter doen met techniekgerichte therapieën dan cliënten met een internaliserende copingstijl.
Juist
Noem de vier cognitieve-gedragsmatige technieken en omschrijf ze
Exposure: directe confrontatie met situaties die angst opwekken.
Paradoxaale interventies: gedragsmatige techniek. Wordt juist dat symptoom voorgeschreven dat de cliënt wil oplossen, om te laten zien dat de cliënt er vrijwillige controle over heeft.
Plannen van activiteiten: plannen en bijhouden van dagelijkse activiteiten. Zo kunnen ze zien hoe hun gemoedstand is verbonden aan wat ze doen.
Cognitieve technieken: identificeren van disfunctionele overtuigingen.
Benoem en beschrijf de psychodynamische techniek
Interpretatie: verwijst naar uitspraken van de therapeut die verder gaan dan wat de cliënt openlijk heeft herkend. Het kan variëren van ‘transference’, om te wijzen op verbanden tussen cliënten huidige ervaring of relaties en ervaringen of relaties uit het verleden, het herkennen van patronen van gedachten, gevoelens en gedragingen in hun cliënten leven, gevoelens die een cliënt misschien niet volledig bewust van of het suggereren van verbanden tussen gedachten, gedragingen en gevoelens.
Benoem en beschrijf humanistische en experimentele technieken en praktijk.
Niet-directief: Niet leidend, beste voor hoge resistente of defensieve cliënten.
Diepere niveaus van ‘ervaren’: niveau van focus van aandacht op innerlijke gevoelens en sensaties verdiepen.
Diepere niveaus van emotionele verwerking: emoties accepteren = effectief
Twee-stoel en lege-stoel dialogen: Eerste voornamelijk om intra-persoonlijk conflict op te lossen en de laatste met iemand anders, om emotionele problemen op te lossen.
Focussen: op lichamelijke ervaringen
Benoem en beschrijf generieke/algemene technieken en praktijken.
Contact maken en grenzen trekken;
Therapist antwoord/reactie modi: Luisteren, parafraseren, ondersteuning, vragen stellen, begeleiding en advies, aanraking (context), huiswerkopdrachten, feedback op het vooruitgang van client, manualisatie (behandeling) & telefoon- en internet gebaseerde interventies.