Hoorcollege 3 Flashcards

1
Q

Wat is een eenheid van analyse? (unit of analyses)

A

Over wie of wat de uitspraken kunnen worden gedaan op basis van een onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Geaggregeerde data?

A

Als we resultaten van
kleinere eenheden (e.g., individuen) gebruiken
om eigenschappen van grotere eenheden
(e.g., provincies) te beschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eenheid van analyse: landen

A

Verwijst naar bijvoorbeeld:
* BBP van een land
* Gemiddelde mate van vooroordelen in een land
➢ Data over BBP kan verkregen worden van het CBS
➢ De mate van vooroordelen is wederom een gemiddelde van individuele scores van inwoners (eventueel bestaande data, e.g., EVS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt er bedoelt met de misvatting dat dezelfde concepten naar verschillende eigenschappen verwijzen op verschillende niveau’s?

A

Voorbeeld: voortbestaan (survival)
* Individu: fysieke overleving
* Organisatie: de economische instandhouding van een organisatie
* Landen: de instandhouding van politiek zeggenschap over grondgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betekenis misvatting

A

een verkeerde of misleidende veronderstelling gebaseerd op een ondeugdelijke redenering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een logische misvatting?

A

Een logische misvatting is resultaten te interpreteren op een ander niveau dan het niveau waar de resultaten betrekking op hebben!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Betekenis ‘Meten’

A

Meten = het proces van het toekennen van cijfers aan eenheden van analyse a.d.h.v. regels, waarbij die cijfers bepaalde eigenschappen (variabelen) representeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee logische misvattingen zijn er?

A

Ecologische misvattingen en atomistische misvattingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn ecologische misvattingen?

A

Conclusies trekken op individueel niveau terwijl onderzoeksresultatenbetrekking hebben op een hoger niveau
Voorbeeld
* Bevinding: In provincies met hogere werkloosheid is het percentage stemmen voor conservatieve politieke partijen hoger.
→ Foutieve interpretatie: Werklozen zijn sneller geneigd op conservatieve politieke partijen te stemmen dan niet-werklozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke variabele bepaalt de eenheid van analyse?

A

De afhankelijke variabele

Voorbeeld:
* Wat is de invloed van de grootte van de universiteit op het welzijn van studenten?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn Atomistische misvattingen?

A
  • Conclusies trekken op hoger niveau terwijl onderzoeksresultatenbetrekking hebben op individuen
    Voorbeeld
  • Vastelling: Werknemers met een hoger inkomen voelen zich meer betrokken bij het bedrijf waar ze werken.
    → Foutieve interpretatie: Hoe meer salaris een bedrijf uitbetaalt, hoe meer betrokken de werknemers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de eenheid van observatie?

A

Eenheid van observatie
= het niveau waarop de informatie verzameld wordt.
Eenheid van analyse ≠ Eenheid van observatie

Voorbeelden:
➢ Mate van vooroordelen in regio’s (eenheid van analyse = regio)
→ Mate van vooroordelen gemeten bij individuen (eenheid van observatie = individuen)
➢ Prestatieniveau van werkteams (eenheid van analyse = team)
→ Informatie verkregen via vragenlijsten bij teamleden (eenheid van obseratie = teamleden)
→ Informatie verkregen via interview met teammanager (eenheid van observatie = team)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn latente constructen?

A

Variabelen die niet direct te observeren zijn, zoals sociaal kapitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is conceptualiseren?

A

= Het proces waarin je een precieze beschrijving geeft van het concept dat je wilt meten/observeren

Voorbeeld: Sociaal kapitaal
“Een eigenschap van een sociale organisatie waaronder de netwerken, normen en sociaal vertrouwen die coördinatie en samenwerking bevorderen” (Putnam, 1995).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is operationaliseren?

A

= Het proces waarin je een concept observeerbaar maakt. Het uiteindelijke doel is de operationele definitie, die je in staat stelt het concept zoals geconceptualiseerdempirisch te meten in de praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Ordinaal meetniveau?

A

Categorisch meetniveau
* Twee of meer categorieën, met volgorde
* Taalniveau’s: A1, A2, B1, B2, C1, C2
* Studiejaar: 1, 2, 3, etc.

8
Q

Wat is nominaal meetniveau?

A

Categorisch meetniveau
Twee of meer categorieën, zonder volgorde
* Type woning: appartement, rijtjeshuis, studentenkamer, woonboot, etc.
* Bachelorprogramma’s TSB: sociologie, personeelswetenschappen, etc.

9
Q

Wat is Interval meetniveau?

A

Kan worden gemeten langs een continuum, (Oftewel is een continu meetniveau) en de afstanden tussen de waarden zijn betekenisvol
➢ Verhoudingen zijn niet betekenisvol
➢ De waarde ‘0’ betekent niet ‘afwezigheid’
➢ Komt niet vaak voor in de sociale wetenschappen
* Temperatuur in graden Celsius:
* Het verschil tussen 20ºC en 30ºC is even groot als tussen 30ºC en 40ºC.
* Als het 0ºC is, dan betekent dat niet dat er op dat moment geen temperatuur is.
* IQ-scores:
* Iemand met een IQ van 140 scoort 20 IQ-punten hoger dan iemand met een IQ van 120.
* Iemand met een IQ van 140 is niet 140/120=1.17 keer zo slim als iemand met een IQ van 120.

10
Q

Wat is ratio meetniveau?

A

Kan worden gemeten langs een continuum (continu meetniveau), en de afstanden én verhoudingen tussen de waarden zijn betekenisvol
➢ De waarde ‘0’ betekent ‘afwezigheid’
* Aantal geconsumeerde glazen alcohol op een avond
* Aantal jaren genoten onderwijs
* Leeftijd
* Afstand in meters

11
Q

Wat is betrouwbaarheid?

A

Stabiliteit, consistentie of precisie van de meting. Geeft de meting bij elke “herhaalde” meting dezelfde score aan?(Wanneer we logischerwijs mogen verwachten dat de score in werkelijkheid hetzelfde blijft!)

12
Q

Wat is validiteit?

A

Validiteit
Congruentie tussen het concept en de operationele definitie
Meet de meting wat het zou moeten meten?

13
Q

Wat is de betrouwbaarheid intercoder manier?

A
  • De mate waarin verschillende beoordelaars tot
    dezelfde resultaten komen
  • Voorbeelden:
  • Beoordeling scripties
  • Coderen van data uit interviews of observaties
    (→ Kwalitatieve onderzoeksmethoden jaar 2)
  • Toepassing
  • Veelal kwalitatief onderzoek (interviews, observaties,
    documenten)
13
Q

Wat is test-hertest?

A
  • Meerdere keren meten met hetzelfde
    meetinstrument in dezelfde omstandigheden
  • Nagaan of de metingen op de twee verschillende
    momenten dezelfde scores geven

Een manier om betrouwbaarheid te meten.

14
Q

Wat zijn de limitaties van test-hertest?

A

Limitaties:
* Eerdere metingen kunnen invloed hebben op de
volgende metingen (leereffect)
* Niet geschikt voor metingen waarvan we
logischerwijs verwachten dat ze erg variabel zijn over
tijd (bijv. energieniveau, emoties, etc.)

15
Q

Wat is de split-half methode voor betrouwbaarheid?

A

De vragenlijst in tweeën splitsen
* Nagaan in hoeverre de metingen op de twee helften dezelfde scores geven
Voorbeeld: Vragenlijst etnocentrisme
* Meerdere vragen meten hetzelfde construct
* Verdeel de vragenlijst in twee delen
* Ga na in hoeverre de scores op de twee delen overeenkomen
* Limitaties
* Alleen mogelijk wanneer meerdere vragen worden gebruikt om hetzelfde construct te meten

16
Q

Hoe werkt de betrouwbaarheidsmethode interne consistentie?

A
  • Nagaan in hoeverre de scores op elke vraag overeenkomen met de scores op alle
    andere vragen
  • Resulteert in Cronbach’s α  Statistiek jaar 2
    (= statistische maat die aangeeft in welke mate alle items onderling samenhangen)
  • Voorbeeld: Vragenlijst etnocentrisme

Limitaties:
* Alleen mogelijk wanneer meerdere vragen worden gebruikt om hetzelfde construct te meten

17
Q

Wat is inhoudsvaliditeit?

A

De mate waarin een meting op een adequate manier alle aspecten
(dimensies) van het concept omvat zoals in de definitie omschreven

18
Q

Wat is face validiteit?

A

Subjectieve beoordeling van een persoon over de inhoudsvaliditeit van
een meetinstrument

19
Q

Wat is Gelijktijdige (Concurrent) validiteit?

A

Samenhang met een bekend criterum in het heden
* Voorbeeld: Score op nieuw meetinstrument schizofrenie zou moeten samenhangen met psychiatrische
diagnose schizofrenie

19
Q

Wat is criterium validiteit?

A

De mate waarin een meting samenhangt met een empirisch
(observeerbaar) criterium

19
Q

Wat is Predictieve validiteit?

A

Samenhang met criterium in de toekomst
* Voorbeeld: Score op vaardigheidstesten tijdens sollicitatieprodecure zouden moeten samenhangen met
werkprestatie wanneer aangenomen (Extraversie & Zorgzaamheid → Goede steward(ess))

19
Q

Wat is construct validiteit?

A

De mate waarin een meting van een concept samenhangt met
andere concepten
➢Op basis van theoretische gronden wordt er al dan niet een samenhang verwacht

20
Q

construct validiteit: correlaties

A

Correlaties met theoretisch gerelateerde variabelen
* Voorbeeld: Overeenkomsten en samenhang tussen ‘discriminatie’ en ‘racisme’

21
Q

Construct validiteit: Verschillen tussen bekende groepen

A

Voorbeeld: Een schaal die ‘politieke voorkeur’ meet, moet duidelijk onderscheid laten zien
tussen partijleden van GroenLinks en de VVD.

22
Q

Construct validiteit: Convergente validiteit

A

Mate van overeenkomst van resultaten van verschillende
manieren om eenzelfde concept te meten; hoge correlatie verwacht
* Voorbeeld: Een score op meetinstrument voor ‘sociale isolatie’ zou moeten samenhangen met
de bevindingen van een observatie of bijhouden van een dagboek over aantal sociale interacties

23
Q

Construct validiteit: discriminante validiteit

A

Mate van samenhang tussen verschillende concepten; lage
correlatie verwacht
* Voorbeeld: Als een vragenlijst over ‘Intollerantie t.o.v. Islamitische gebruiken’ iets anders meet
dan ‘Racisme’, dan zouden de scores op de vragenlijsten niet te sterk met elkaar moeten
correleren