Hoorcollege 2 Flashcards

1
Q

kun je tijdens een therapiecyclus weer terug naar de diagnostische cyclus gaan

A

ja want soms komen er nieuwe problemen naar boven die niet genoeg verheldert zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom bestaat de diagnostische cyclus

A

het proces is systematisch zodat de fouten worden beperkt. mensen hebben biases en dat word zo beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat kan verschillen bij een aanmelding per instelling

A

de persoon wie het doet, de psycholoog zelf of een andere medewerker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

focaal behandelen

A

bij de behandeling ga je op een specifiek vraagstuk richten, heel gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stepped care

A

financieel technisch model, naar verschillende zorg instellingen zodat je niet meteen naar de specialistische ggz hoeft wat erg duur is. Beginnen bij huisarts daarna praktijk zorg, vervolgens algemene ggz zorg en als dan nog hulp nodig is de specialistische ggz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

betrokken (formele rollen)

A

persoon die aan het traject is gerelateerd en op de hoogte word gesteld van de uitkomst. (werkgever, partner, huisarts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verwijzer (formele rollen)

A

persoon die vanuit professionele relatie de cliënt wijst op diagnostisch onderzoek (psychiater of huisarts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aanmelder (formele rollen)

A

persoon die met hulpverlener contact heeft opgenomen met verzoek tot onderzoek. (client, huisarts of partner)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

opdrachtgever (formele rollen)

A

persoon die opdracht geeft tot uitvoeren diagnostisch onderzoek. (client of extern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cliënt (formele rollen)

A

persoon op wie het diagnostische onderzoek betrekking heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cliëntsysteem (formele rollen)

A

groep personen waarop diagnostisch onderzoek betrekking heeft (client en partner of ouders)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat wil je bij de aanmelding allemaal weten (3)

A

wie, wat en wanneer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat wil je bij ‘wie’ weten (aanmelding)

A

de formele rollen en wie ervaart de klachten (de cliënt of de mensen eromheen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat wil je bij ‘wat’ weten (aanmelding)

A

wat is de reden van aanmelding en wat zijn de verwachtingen met betrekking tot traject

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat wil je bij ‘wanneer’ weten (aanmelding)

A

waarom nu de aanmelding, en waarom deze instelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

tijdens aanmelding klachten direct bevragen?

A

ja, als het gaat over suïcidale gedachten of andere alarmerende aspecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wanneer niet klacht bevragen bij aanmelding

A

heel sensitieve of intieme aspecten waarbij de relatie wat hechter moet zijn. De cliënt kan dan zich niet meteen blootstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

overrapportage of onderrapportage

A

iemand wil een bepaalde behandeling dus gaat bepaalde aspecten aandikken, of iemand wil een behandeling vermijden waardoor je bepaalde aspecten gaat onderrapporteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

van wie heb je toestemming nodig voor de aanmelding als het kind onder de 12 is, boven de 12 en onder de 16 en boven de 16 jaar

A

onder de 12: de ouders
boven 12 tussen 16: ouder en kind
boven 16: van het kind

20
Q

hoe kun je een klacht definiëren

A

subjectieve gedachte, gevoel, gedrag of gebeurtenis die door cliënt als storend word beleeft

21
Q

wat doe je precies bij de klachtenanalyse

A

de klachten verhelderen en hulpvragen formuleren

22
Q

wat is de uitkomst van een klachtanalyse

A

een verhelderende diagnose (ordening van klachten en hulpvragen)

23
Q

welke selectieve luistervaardigheden zijn belangrijk bij klachtenanalyse (2)

A

concretiseren en vragen stellen

24
Q

waarvoor kun je het G-schema gebruiken

A

feiten versus de beleving van de cliënt bekijken

25
Q

G-schema

A
  • gebeurtenis
  • gevoel
  • gedachte
  • gedrag
  • gevolg
26
Q

globale ontwikkelingsgeschiedenis (klachtanalyse)

A

de sociale relaties in het leven van die persoon, levensfases zoals school en wat voor jeugd gehad. Wat waren significante gebeurtenissen

27
Q

verloop klachtenbeeld (klachtanalyse)

A

sinds wanneer is de klacht aanwezig? Wat is de aanleiding of oorzaak. wat is de evolutie van de klacht en zijn er ook klachtvrije periodes

28
Q

copingsmechanismen (klachtanalyse)

A

hoe gaat de cliënt om met de klachten. (actief aanpakken, vermijden, passief, expressie van emoties)

29
Q

sociale ondersteuning (klachtanalyse)

A

wie is beschikbaar en wanneer voor de cliënt. Welke mensen niet

30
Q

hoe kan je informatie voor de klachtanalyse te weten te komen (welke instrumenten kun je inzetten)

A

via gesprek of vragenlijst

31
Q

hoe moet een hulpvraag luiden

A

in de ik vorm, dus vanuit de cliënt

32
Q

de klachtanalyse doe je om valkuilen te vermijden, welke zijn dan (4)

A
  • confirmatie bias:
  • verankering
  • klachten interpreteren
  • denken in oplossingen
33
Q

confirmatie bias (valkuil)

A

denken in een tunnelvisie. Je hebt een idee wat de klacht zou zijn en blijft je daar op focussen

34
Q

verankering (valkuil)

A

je past je referentiekader niet aan, aan de context. Dit krijg je door bv met een bepaald soort cliënt te werken en dan dat te vergelijken in een nieuwe situatie

35
Q

klachten interpreten (valkuil)

A

verklaringen en oplossingen bedenken voor de klachten die de cliënt interpreteert. Het is te vroeg. Je hebt hier meer informatie voor nodig.

36
Q

denken in oplossingen (valkuil)

A

Te vroeg voor. Dat is pas voor de indicatie analyse.

37
Q

causale attributie (actor-observator) (denkfout diagnostische cyclus)

A

de persoon die handelt (actor) verklaart zijn gedrag meestal aan de hand van de situatie, maar de observator verklaart het handelen van de actor juist vaak vanuit interne factoren.

38
Q

gedragsconfirmatie (denkfout diagnostische cyclus)

A

het uitlokken van informatie dat jouw eigen denkbeeld bevestigt

39
Q

beschikbaarheid (denkfout diagnostische cyclus)

A

je zal een bepaalde stoornis sneller als de meest waarschijnlijke verklaring voor een probleem zien, als deze vooraan in je geheugen staat.

40
Q

representativiteit (denkfout diagnostische cyclus)

A

je zal eerder een behandeling toeschrijven als bepaalde andere cliënten een vergelijkbare problematiek hadden en hier baat bij hadden.

41
Q

confirmatorische teststrategie (denkfout diagnostische cyclus)

A

je zoekt informatie op dat aansluit bij jouw eigen mening

42
Q

verschil hulpverlenerstraject en dienstverleningstraject

A

hulpverleningstraject als de aanmelding op eigen initiatief is of instemming. Dienstverleningstraject is door een externe opdrachtgever in werk gezet. De cliënt moet in dit geval meewerken aan het onderzoek

43
Q

procedurele vrijheid (vorm vervolgtraject

A

geen stappen bij de diagnostische cyclus worden uitgesloten, de stappen die genomen worden zijn afhankelijk van de uitkomst van de klachtanalyse

44
Q

inhoudelijke vrijheid (vorm vervolgtraject)

A

als de diagnosticus en de cliënt samen beslissen wat er onderzocht gaat worden. Niet een van de twee

45
Q

diagnose-receptmodel (model hulpverlening)

A

De psycholoog stelt de vragen en de cliënt geeft geen eigen input. De psycholoog heeft een eigen visie over het probleem en zal een behandeling aanbieden die in soortgelijke gevallen ook is aangeboden. Het gesprek wordt erg onder controle gehouden

46
Q

samenwerkingsmodel (model hulpverlening)

A

de cliënt zal voornamelijk aan het woord zijn en de psycholoog vat soms samen om het overzicht te houden. Het doel is dat de cliënt zelf gaat nadenken over het probleem.