Hoofdstuk 9: executieve functies Flashcards

1
Q

Wat houden executieve functies in?

A

Sturing van complex en doelgericht gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen automatisch en gecontroleerd gedrag?

A

automatisch gedrag
- snel
- zonder inspanning
- posterieure gebieden
gecontroleerd gedrag
- traag
- met inspanning
- (pre)frontale gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Volgens welke componenten verlopen executieve functies?

A
  • planning
  • initiatie
  • monitoring
  • bijsturing
  • inhibitie
  • beëindigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt het environmental dependency syndrome in?

A

Verhoogde afhankelijkheid bij het uitvoeren van executieve functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is de prefrontale cortex zeer geschikt voor executieve functies?

A
  • sterke connectiviteit met andere delen van de cortex
  • hoge densiteit van connecties binnen de prefrontale cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt psychologische inertie in?

A

Het voortzetten van een bestaande toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 2 componenten van psychologische intertie?

A
  1. passiviteit: moeite om doelgericht gedrag in gang te zetten
  2. perseveratie: herhalen van bepaald gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 aspecten zien we bij het in volgorde plaatsen?

A
  1. extraheren/detecteren van de volgorde
  2. achteraf toepassen van de volgorde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke 2 manieren kunnen we aan zelf-monitoring en evaluatie doen?

A
  • error monitoring
  • performance monitoring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat treedt op in de hersenen als mensen fouten maken?

A

ERN (event-related negativity) component?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk hersendeel is een moderator van de ERN component?

A

Anterieur cingulate cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer zien we dat de ERN-component veel minder duidelijk optreedt?

A

Bij speed-instructies: specifiek benaderukken niet te veel aandacht besteden aan eventueel gemaakte fouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welk hersengebied zien we activatie bij conflict monitoring?

A

Anterieur singulate cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt meta-cognitie in?

A

Kennis hebben over eigen functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt inhibitie in?

A

Het stopzetten van een bepaald gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vormen van hogere orde denken zijn er?

A
  • abstract conceptueel denken
  • regels en inferenties
  • reageren op nieuwigheden
17
Q

Welk hersengebied speelt een belangrijke rol bij metaforen?

A

Frontale gebieden

18
Q

Welk hersengebied speelt een belangrijk rol bij analogieën?

A

Prefrontale cortex, vooral de laterale delen

19
Q

Wat houdt transitieve inferentie in?

A

Uitvoeren van een mentale seriatie of ordening

20
Q

In welk hersengebied zien we meer activatie bij transitieve informatie?

A

Dorsolaterale prefrontale cortex

21
Q

In welke hersengebied zien we meer activatie bij het leren van reeksen?

A
  • hippocampus
  • activatie in angulaire gyrus en prefrontale cortex stijgen, maar nemen na het leren weer af
22
Q

Welk gebied in de hersenen is actief bij het verwerken van nieuwe informatie/nieuwigheden detecteren?

A

Frontale lob

23
Q

Welk hersendeel speelt een belangrijke rol bij flexibel reageren?

A
  • prefrontale cortex
  • orbito-frontale cortex
24
Q

Welke hiërarchische gradiënt zien we bij cognitieve controle in de prefrontale cortex?

A
  • anterieur: meer complexe en abstracte taken
  • posterieur: meer eenvoudige taken