Hoofdstuk 8: hersenontwikkeling en plasticiteit Flashcards

1
Q

Welke processen zien we bij het ontstaan en ontwikkelen van de hersenen?

A
  1. neurogenese
  2. migratie
  3. synaptogenese
  4. pruning en apoptose
  5. myelinisatie en vorming netwerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke hersendellen ontwikkelen wanneer in de hersenen?

A
  1. sensorimotorische cortex
  2. pariëtale en temporale associatiecortex
  3. prefrontale cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke verschillende stappen zien we bij de neurogenese en migratie?

A
  1. na bevruchting differentiatie in celdeling
  2. vorming neurale buis
  3. groeien, plooien en draaien tot hersenen, ventrikels en ruggenmerg
  4. neurogenese en migratie van binnen (rond ventrikels) naar buiten (week 7-11)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt synaptogenese in?

A

Blooming: toename van dendrieten en synapsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt pruning in en waarom gebeurt dit?

A

Gerichte eliminatie van synapsen die niet relevant zijn voor de omgeving -> maximale aanpasbaarheid aan de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt apoptose in?

A

Geprogrammeerde celdood bij gebrek aan input/stimulatie -> cellen die te weinig gebruikt of gestimuleerd worden zullen afsterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt myelinisatie in?

A

Ontwikkeling van myeline schedes (gliacellen) rond axonen voor efficiëntere informatieoverdracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke trend zien we bij witte en grijze stof tijdens de ontwikkeling van de hersenen?

A
  • witte massa neemt toe tijdens de ontwikkeling
  • grijze massa neemt af tijdens de ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe komt het dat adolescenten vaak meer risicovolle keuzes maken?

A

dual system model
- cognitief controle systeem (frontale cortex) nog niet genoeg ontwikkeld -> nodig voor het onderdrukken van beslissingen
- beloningssysteem (limbisch systeem) al verder ontwikkeld -> zal sterker reageren

-> risicovol gedrag voornamelijk bij emotionele incentives (beloningen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is adolescentie een kwetsbare periode voor depressie, schizofrenie en middelengebruik?

A
  • rijping: functionele netwerken zijn in opbouw -> kan aanleiding geven tot sociaal-emotionele moeilijkheden
  • adolescenten spreken ook andere neurale netwerken aan om gedachten en gevoelens van anderen in te schatten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tussen welke 2 systemen maken we een onderscheid als we kijken naar de invloed/rol van de omgeving bij het ontwikkelen van de hersenen?

A
  1. experience expectant
    - zaken die bij iedereen van onze soort voorkomen (vb. taal, sociaal gedrag)
    - niet in genetische blauwprint
    - noodzakelijk voor normale ontwikkeling
  2. experience dependent
    - gevoelig voor individuele verschillen in ervaring (vb. sport, muziek)
    - niet noodzakelijk voor normale ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de sensitieve periode in?

A

Bepaalde gevoeligheid hebben voor bepaalde stimuli gedurende een specifieke periode in de ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van mentale retardatie?

A
  • IQ < 70
  • moeilijkheden in adaptief functioneren
  • problemen in verschillende zich ontwikkelende hersenregio’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke oorzaken zijn er voor mentale retardatie?

A
  • genetisch
  • infecties/toxines
  • zuurstoftekort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de eigenschappen van het syndroom van Down?

A
  • trisomie 21
  • typische morfologie gezicht/lichaam (grote tong, handen…)
  • problemen met taal en verbaal werkgeheugen
  • minder problemen met visuo-spatiaal en sociaal
  • tragere cognitieve ontwikkeling -> daling IQ over de jaren
  • reductie grijze massa -> kleinere corticale oppervlakte
  • vanaf 40-50 jaar hogere kans op Alzheimer dementie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de eigenschappen van het fragile-X-syndroom?

A
  • problemen met visuo-spatiaal
  • problemen met magnocellulaire visuele route
  • problemen met ontwikkeling van dendrieten
17
Q

Welke toxische mentale retardaties zijn er?

A
  • infecties
  • fetal alcohol syndrome (FAS)
  • fetal alcohol spectrum disorder (FASD)
18
Q

Wat zijn de eigenschappen van het fetal alcohol syndrom (FAS) en het fetal alcohol spectrum disorder (FASD)?

A
  • 2-7/100 FAS en 5% FASD
  • vertraagde groei
  • hyperactiviteit, sociaal-emotionele problemen, moeilijkheden met leren, geheugen en impulscontrole
  • problemen meer uitgesproken bij complexe taken
  • verhoogde kans op psychiatrische aandoeningen
19
Q

Wat zijn de eigenschappen van dyslexie?

A
  • leerstoornis omwille van problemen in 1 cognitief gebied
  • problemen om goed te lezen
  • vaak daling van algemene kennis tijdens schoolloopbaan
  • verminderde activatie perisylvische regio
  • verminderde activatie visueel woordvorm gebied
  • verstoorde functionele connecties tussen perisylvische regio en visueel woordvorm gebied
20
Q

Wat zijn de eigenschappen van autisme?

A
  • leerstoornis omwille van problemen in 1 cognitief domein
  • problemen op sociaal vlak en beperkte of repetitieve interesse
  • meer corticale dikte in eerste levensjaren
  • meer witte massa in eerste levensjaren, maar vertraagde myelinisatie later
21
Q

Welke oorzaken kan autisme hebben?

A
  • genetisch
  • infecties
  • problemen bij de geboorte
  • metabole problemen
22
Q

Wat zijn de kenmerken van ADHD?

A
  • onaandachtig en/of hyperactief en/of impulsief
  • probleem arousal mechanisme
  • problemen met inhibitie
  • uitstel-aversie
  • verandering functionele connectiviteit netwerk volgehouden aandacht
  • verstoorde werking netwerken executieve functies
  • hypo-activatie basale ganglia bij (anticipatie) belonging
23
Q

Wat houdt penumbra in?

A

Neuronen die tijdelijk te weinig zuurstof krijgen om goed te kunnen functioneren, maar nog net voldoende om niet af te sterven

24
Q

Welke neurofysiologische responsen na het oplopen van een hersenletsel zien we?

A

-necrose: celsterfte op locatie van het letsel
- transneurale degeneratie: sterfte van cellen die afhangen van de input van het beschadigde deel
- gliose: fagocitose (vocht) en ontstaan littekenweefsel
- oedeem: opzwellen van de hersenen
- neurochemische schok: te veel/weinig neurotransmitters worden vrijgegeven waardoor signalen niet goed kunnen worden doorgegeven

25
Q

Welke herstelmechanismen zien we bij schade in de hersenen?

A
  • regeneratie
    • neurogenese
    • angiogenese
    • axongenese
  • naburige gebieden compenseren
  • homologe gebieden van andere hemisfeer
  • compensatie van intacte cognitieve functies
  • verandering van functionele connectiviteit
26
Q

Welke factoren beïnvloeden het herstel van de hersenen?

A
  • rijke en stimulerende omgeving
  • premorbide cognitieve status (cognitieve reserves)
  • training en herstelstimulatie
  • herstel vs. compensatie
27
Q

Wat houdt het Kennard principe in?

A

Hoe jonger hoe meer kans op herstel

28
Q

Wat zien we bij algemene cognitieve achteruitgang en vertraging?

A
  • meer uitgesproken voor expliciet geheugen van nieuwe info en executieve functies
  • weinig/geen achteruitgang in autobiografisch geheugen, woordenschat en impliciet geheugen
  • beter in emotie-gerelateerde taken?
  • vermindering in corticaal volume
  • vermindering in myeline (vooral frontale cortex en corpus callosum
29
Q

Wat kan veroudering vertragen?

A
  • aerobische oefeningen
    • betere doorbloeding hersenen
    • verbetering cognitieve functies
    • meer neurogenese
    • groter hippocampaal volume + link gedrag
  • intellectueel actief blijven (rijke omgeving)