Hoofdstuk 8 - Plotse visusdaling Flashcards

1
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een glasvochtbloeding?

A
  • Spontane bloedvatruptuur
  • Retinale bloedvatruptuur door glasvochtloslating of netvliesloslating
  • Bloeding uit abnormale retinale venen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat de behandeling van glasvochtloslating?

A

Normaal klaart het spontaan op. Indien niet, kan een vitrectomie uitgevoerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk symptoom past zowel bij een achterste glasvochtloslating als een netvliesloslating?

A

Het zien van ‘vliegjes’ of ‘mouches volantes’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke symptomen passen bij een netvliesloslating?

A

Plots zien van ‘vliegjes’, lichtflitsen en zwart gordijn in perifeer gezichtsveld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar doet een netvliesloslating zich voor?

A

Tussen de RPE en de fotoreceptorcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn risicofactoren voor het optreden van een netvliesloslating?

A

Myopie, trauma capitis, cataractoperatie, diabetische retinopathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat de behandeling van netvliesloslating?

A
  • Laserbehandeling van kleine scheuren
  • Vitrectomie met drainage subretinaal vocht, laserbehandeling scheuren en inspuiten van lucht, gas of silicone olie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke voorschriften moeten meegegeven worden aan de patiënt indien hij in het kader van een netvliesloslating gas heeft ingespoten gekregen?

A

Er is een verbod op vliegtuigreizen gedurende enkele weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke structuren worden bevloeid door de centrale retinale arterie?

A

De ganglioncellen en bipolaire cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke structuren worden bevloeid door de choroïdea?

A

De fotoreceptorcellen en pigmentepitheelcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is typisch anamnestisch voor een centrale retinale arteriële occlusie?

A

Er is van het een op het andere moment een visusdaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is amarousis fugax?

A

Een voorbijgaande visusdaling door opschuiven van het embool bij centrale retinale arteriële occlusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een typisch klinisch onderzoek bij centrale retinale arteriële occlusie?

A
  • Visusdaling, RAPD
  • ‘Cherry red spot’: de fovea lijkt roder
  • Soms cholesterol plaques zichtbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van een centrale retinale arteriële occlusie?

A

Roken, DM en hyperlipidemieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef twee types van anterieure ischemische opticusneuropathie.

A
  • Non-arteritic: embolen, atherosclerose
  • Arteritic: inflammatoire systeemziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een typische anamnese bij arteritic anterieure ischemische opticusneuropathie?

A
  • Plotse visusdaling
  • Gezichtsvelduitval met scherpe begrenzing in hoogte
  • Overgevoeligheid van hoofdhuid
17
Q

Wat kan gezien worden op fundoscopie bij een anterieure ischemische opticusneuropathie?

A

RAPD en een wazig afgelijnde papil met bloedingen.

18
Q

Wat zijn risicofactoren van het ontwikkelen van centrale retinale veneuze occlusie?

A

Vnl. hypertensie, ook hyperviscositeit, DM en glaucoom.

19
Q

Wat is een typische anamnese bij centrale retinale veneuze occlusie?

A

Een vrij plotse gezichtsvelduitval of zien van donkere vlekken, daling centraal zicht indien maculaire aantasting.

20
Q

Wat kan men zien op fundoscopie bij een centrale retinale veneuze occlusie?

A

Vlamvormige beelden, maculair oedeem en papiloedeem.

21
Q

Waaruit bestaat het beleid van centrale retinale veneuze occlusie?

A
  • Opsporen onderliggende oorzaak: arteriële hypertensie, DM, hyperviscositeit, glaucoom, bloedstollingsziekten bij jongeren
  • Observatie: reëel risico van ischemie met neovascularisatie tot maanden nadien
22
Q

Waaruit bestaat de therapie van centrale retinale veneuze occlusie?

A

Anti-VEGF in geval van maculair oedeem en panretinale laserfotocoagulatie van retinale periferie (destructie ischemisch letsel)

23
Q

Wat is leeftijdsgebonden maculadegeneratie?

A

Structurele veranderingen in retinaal pigmentepitheel op latere leeftijd met destructie van RPE, fotoreceptoren en membraan van Bruch tot gevolg.

24
Q

Geef de twee types LMD.

A
  • Droog: traag progressieve macula atrofie
  • Nat: maculaire atrofie met subretinale neovascularisatie
25
Q

Wa zijn drusen?

A

Het zijn opstapelingen van degeneratief materiaal tussen RPE en membraan van Bruch.

26
Q

Wat blijkt uit het klinisch onderzoek bij LMD?

A

Er is centrale visusdaling met centraal scotoom en metamorfopsieën. Er is normaal perifeer zicht.

27
Q

Waaruit bestaat de behandeling van LMD?

A

Intravitreale injecties met anti-VEGF (moeten herhaald worden om de 1-3 maand).

28
Q

Wat is papillitis?

A

Een inflammatie van de anterieure nervus opticus.

29
Q

Wat is neuritis retrobulbaris?

A

Een inflammatie van de posterieure nervus opticus.

30
Q

Bespreek de epidemiologie van neuritis optica.

A

Het doet zich meer voor bij vrouwen, vnl. tussen de leeftijd van 18-40 jaar.

31
Q

Wat blijkt uit anamnese en klinisch onderzoek bij neuritis optica?

A
  • Vrij snelle, unilaterale visusdaling
  • RAPD
  • Pijn bij oogbewegingen
  • Helrood voorwerp wordt met aangetast oog als gedesatureerd gepercipieerd t.o.v. ander oog
  • Systemische MS symptomen: paraesthesieën, Uthoff fenomeen, fluctuerende spierzwakte
32
Q

Met welke aandoening is neuritis optica geassocieerd?

A

In 50% van de gevallen wordt later de diagnose van MS gesteld.

33
Q

Wat is het Uthoff fenomeen?

A

Bij het opwarmen van het lichaam vermindert de doorgifte van prikkels door zenuwen, dus patiënten melden dat ze minder goed zien als ze bv. in een warm bad zitten.

34
Q

Wat kan men op fundoscopie zien bij een papillitis?

A

Papiloedeem.

35
Q

Wat kan men op fundoscopie zien bij een neuritis retrobulbaris?

A

Fundoscopie is normaal.

36
Q

Waaruit bestaat het beleid van neuritis optica?

A
  • Hoge dosis systemische corticotherapie (eerst IV, daarna oraal)
  • Steeds doorverwijzen naar neurologie