Hoofdstuk 6 - Glaucoom Flashcards

1
Q

Wat zijn de klinische kenmerken / symptomen van glaucoom?

A
  • Toename intra-oculaire druk (relatief)
  • Papilexcavatie
  • Boogscotamata door verlies specifieke ganglioncellen
  • Notching van papil
  • Asymmetrische papilexcavatie
  • Verlies perifeer gezichtsveld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het secretiedebiet van VOK?

A

2 µl/min.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de twee drainagewegen van VOK.

A
  • Trabeculair netwerk (90%): via kanaal van Schlemm naar episclerale venen
  • Uveosclerale route (10%): via venen corpus ciliare, choroidea en sclera
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de symptomen van een chronisch open hoek glaucoom?

A

Initieel zijn er geen. Pas in een later stadium zijn er ernstige gezichtsveldafwijkingen en centrale visusdaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk ras heeft meer risico op COHG?

A

Mensen van Afrikaanse etniciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de oorzaak van COHG?

A

Stijgende weerstand van het trabeculair netwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat blijft uit het klinisch onderzoek bij COHG?

A
  • Normaal uitwendig oogonderzoek
  • Stijging IOD (niet bij 20-30%)
  • Papilafwijkingen (vóór gezichtsvelddefecten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe presenteert een patiënt zich met een AGHG?

A

De patiënt is zeer ziek met nausea, braken, peri-oculaire hoofdpijn en een pijnlijk rood oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de oorzaak van AGHG?

A

Sluiting van de VOK hoek door periferer iris met afsluiting van het trabeculair netwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat de therapie van AGHG?

A
  • Diamox 500mg IV: carbo-anhydrase inhibitor
  • Pilocarpine 40 mg/ml elke 15 min: cholinomimeticum (miosis)
  • Mannitol IV (osmotisch effect)
  • Laser iridotomie nadien
  • Chirurgie: lensextractie, goniosynechiolyse, trabeculotomie
  • Profylaxe: laser iridotomie aan ander oog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef de vormen van secundair glaucoom.

A
  • Pigment dispersie glaucoom: pigment komt los van de iris en zorgt voor obstructie van VOK drainage
  • Pseudo-exfoliatief glaucoom: schilfering van ooglens die de drainage van VOK obstrueert
  • Inflammatoir glaucoom: indien trabekelnetwerk betrokken is bij de inflammatie
  • Steroïd geïnduceerd glaucoom
  • Neovasculair glaucoom: bij zuurstofnood achterin het netvlies waardoor VEGF geproduceerd wordt en er nieuwe bloedvaten gevormd worden die de normale afvoer obstrueren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kinderen met congenitaal glaucoom presenteren zich met een groot oog. Hoe komt dit?

A

Hun sclera is nog niet rigide doordat de collageen depositie nog niet compleet is onder de leeftijd van 3 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de verschillende medicamenteuze opties voor glaucoom en hun effect.

A
  • β-blokkers: remmen productie
  • PG-analogen: verhogen outflow
  • Carbo-anhydrase remmers: remmen productie
  • α-sympaticomimetica: doen beide
  • Parasympathicomimetica: verhogen outflow
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn contra-indicaties voor het geven van β-blokkers?

A

Atrioventriculair blok, astma en bradycardie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke patiënten moet men opletten met het geven van prostaglandine analogen?

A

Lever- en nierlijden, bradycardie, hypotensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn bijwerkingen van PG analogen?

A

Wimpers worden langer en donkerder, irisiverdonkering, huidverdonkering en recidief of reactivatie van uveïtis.

17
Q

Wat zijn contra-indicaties voor het geven van carbo-anhydrase remmers?

A

Hyperchloremische acidose, lever- en nierinsufficiëntie, sulfonamidenallergie.

18
Q

Wat zijn contra-indicaties voor het geven van ⍺-sympaticomimetica?

A

MAO remmers en tricyclische antidepressiva.

19
Q

Wat zijn de bijwerkingen van parasympaticomimetica?

A

Hoofdpijn door accomodatiespasmen, miosis, posterieure synechieën.

20
Q

Wat is een contra-indicatie voor het geven van parasympaticomimetica?

A

Iritis / uveïtis.

21
Q

Juist of fout?

Parasympaticomimetica worden zowel voor COHG als AGHG gegeven.

A

Fout, wegens zijn vele bijwerkingen wordt het enkel nog bij AGHG gegeven.

22
Q

Voor welk type glaucoom wordt selectieve laser trabeculoplastie toegepast?

A

Voor COHG.

23
Q

Voor welk type glaucoom wordt YAG laser iridotomie toegpast?

A

AGHG.

24
Q

Voor welk type glaucoom wordt diode laser cyclodestructie toegepast?

A

Als laatste redmiddel bij neovasculair glaucoom.

25
Q

Juist of fout?

De Ahmed valve, Baerveldt implant en Paul implant zijn voorbeelden van minimaal invasieve glaucoomchirurgie.

A

Fout, het zijn voorbeelden van fistulerende chirurgie.