hoofdstuk 8: het recht in onze samenleving Flashcards

1
Q

recht

A

Het rationeel opgebouwde geheel van precies afgelijnde begrippen en normen, waarbij in geval van overtreding opgelegde sancties horen. Het doel is om orde te organiseren, handhaven of herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rechtspraak

A

Toepassing van het recht door rechters op concrete problemen en geschillen (handhaving van de wet).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gewoonterecht

A
  • spontaan gegroeide regels
  • mondeling doorgegeven
  • vaak in buitenlucht (gerechtsbomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

romeins recht

A
  • oorspronkelijker dan gewoonterecht
  • vanaf 1100 terug bestudeerd
  • basis voor procesrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

canoniek recht

A
  • vanuit de kerk
  • inquisitie
  • invloed op procesrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verlichting (18e eeuw)

A
  • De Montesqieu
  • Rousseau
  • Beccaria
  • rede als basis voor recht
    -geen willekeur in rechtspraak
    -menselijke regels
    -proportionele straffen
    -onschuldig tot het tegendeel bewezen is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

basisprincipes voor het recht

A
  • vermoeden van onschuld
  • hoor en wederhoor
  • openbaarheid
  • onafhankelijke en onpartijdige rechters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vermoeden van onschuld

A
  • In dubio pro reo
  • overheden en rechtscolleges mogen niet publiekelijk naar iemands schuld verwijzen, voordat de schuld vaststaat
  • verdachten of beklaagden mogen tijdens de procedure niet als schuldigen worden voorgesteld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoor en wedehoor

A
  1. alle partijen moeten gehoord worden
  2. alle partijen moeten in gelijke maten gehoord worden
  3. rechters moeten luisteren
  4. rechters moeten verdisconteren (rekening houden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

openbaarheid

A
  • externe openbaarheid
  • interne openbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

externe openbaarheid

A

rechters moeten hun uitspraak in het openbaar doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

interne openbaarheid

A

de betrokkenen moeten inzage hebben in alle stukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onafhankelijke en onpartijdige rechters

A
  • voor het leven benoemd
  • subjectieve en objectieve onpartijdigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rechterlijke beslissingen

A
  • uitspraken gevat in vonnissen en arresten
  • rechter moet recht spreken
  • uitspreken bekleed met gezag van gewijsde
  • indien alle rechtsmiddelen uitgeput zijn: kracht van gewijsde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gezag van gewijsde

A
  • heeft bindende kracht
  • zorgt voor einde van geschil
  • zaak komt niet meer voor dezelfde rechtbank
  • levert juridische waarheid op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

organisatie

A
  • piramidale structuur
    -rechtszaak aanhangig maken op laagste niveau
    -daarna beroep mogelijk op hogere niveaus
  • elk onderdeel heeft beperkt bevoegdheden
    -ruimtelijk
    -aard van geschil
17
Q

functies van recht

A
  • ordende functie
  • instrumentele functie
  • conflictbeslechtende functie
  • normatieve functie
18
Q

ordende functie

A

Zonder recht heerst er chaos.
Zo zorgt het recht voor preventie en vermijding van conflict.

19
Q

instrumentele functie

A

De overheid realiseert er maatschappelijke doelen mee.c

20
Q

conflictbeslechtende functie

A

Recht poogt conflicten te beëindigen. Dit kan zowel via gerechtelijke procedures.

21
Q

normatieve functie

A

Recht geeft aan wat we als samenleving wenselijk en verwerpelijk vinden