Hoofdstuk 8 - Het laatste nieuws (Nieuws, weer en verkeer) Flashcards
(97 cards)
1
Q
file, de
A
traffic jam
2
Q
verkeer, het
A
traffic
3
Q
volhouden
A
to hold on
4
Q
zich vervelen
A
to be bored
5
Q
aan boord
A
on board
6
Q
allochtoon, de
A
non-western foreigner
7
Q
autochtoon, de
A
native
8
Q
bemanningslid, het
A
crew member
9
Q
bericht, het (nieuwsbericht)
A
report (news item)
10
Q
generatie, de
A
generation
11
Q
gewond (raken)
A
to be injured
12
Q
gezondheid, de
A
health
13
Q
inademen
A
to breathe in
14
Q
infectie, de
A
infection
15
Q
inzittende, de
A
passenger
16
Q
kanker, de
A
cancer
17
Q
krantenkop, de
A
headline
18
Q
longen, de
A
lungs
19
Q
neerstorten
A
to crash
20
Q
onder de voet lopen
A
to trample
21
Q
onderzoeker, de
A
researcher
22
Q
ongeluk, het
A
accident
23
Q
opnemen (in een ziekenhuis)
A
to hospitalize
24
Q
overleven
A
to survive
25
publiceren
to publish
26
speelplaats, de
playground
27
tabak, de
tobacco
28
uurloon, het
hourly wage
29
vallen (er vallen doden)
people are killed
30
verklaren
to explain, to account for
31
verzwakt
weakened
32
volwassene, de
adult
33
wereld, de
world
34
band, de (auto, fiets)
tire
35
doorgaan (een vergadering gaat door)
to go ahead as planned
36
doorgeven
to pass on to
37
herhaling, de (van een mededeling)
repetition (to repeat)
38
het is weer raak
here we go again
39
ik kan er niks aan doen
I can’t do anything about it
40
in dat geval
in that case
41
knooppunt, het (verkeer)
highway intersection
42
lek
flat
43
mededeling, de
announcement
44
menen (dat meen je niet)
you’re kidding
45
op weg zijn naar
to be on your way
46
perron, het
platform
47
reiziger, de
traveller
48
rekening houden met
to take into account
49
rennen
to run
50
stilstaan (stilstaand verkeer)
to be stuck in traffic/in a traffic jam
51
technisch
technical
52
verschijnen
to appear
53
verschrikkelijk
terrible
54
vervoer, het
transport
55
wegens
because of
56
werkzaamheden, de
construction
57
zich ergeren aan iets
to be annoyed by
58
af en toe
occasionally
59
afkoelen
to cool down
60
afnemen
to diminish, to decrease
61
afwisseling, de
variation
62
behoorlijk (tamelijk)
substantially
63
bewolkt
clouded
64
bui, de
shower
65
dooien
to thaw
66
gedoe, het
fuss
67
graad, de
degree
68
iets niet erg vinden
don’t mind
69
ijs, het
ice
70
kans, de (kans op)
chance of
71
koud
cold
72
onweer, het
thunder
73
oosten, het
east
74
opklaring, de
sunny spell
75
paraplu, de
umbrella
76
plant, de
plant
77
schijnen
to shine
78
sneeuw, de
snow
79
stevig (onweersbuien)
big/severe (thunderstorm)
80
storm, de
storm
81
terras, het
café terrace
82
uitdrukking, de
idiom, expression
83
voorlopig
for now
84
vriezen
to freeze
85
vrolijk
cheerful
86
waaien
to blow
87
weer, het
weather
88
weersverwachting, de
weather forecast
89
wennen aan
to get used to
90
westen, het
west
91
wind, de
wind
92
winter, de
winter
93
wisselvallig
changeable
94
wolk, de
cloud
95
wolkenvelden, de
cloud bank
96
zich haasten
to hurry
97
zich voelen
to feel
