Hoofdstuk 7 - En wat doe jij? (Werk) Flashcards
1
Q
monteur, de
A
mechanic
2
Q
netto
A
nett
3
Q
ooit
A
one day
4
Q
repareren
A
to repair
5
Q
tenminste
A
at least
6
Q
verdienen
A
to earn
7
Q
vertalen
A
to translate
8
Q
vliegtuig, het
A
aeroplane
9
Q
afhankelijk
A
dependent
10
Q
bestaan uit
A
to consist of
11
Q
bestelling, de
A
order
12
Q
bewerken
A
to edit
13
Q
blad, het
A
magazine
14
Q
direct
A
direct
15
Q
enthousiast
A
enthusiastic
16
Q
hekel (een hekel hebben aan)
A
to hate, dislike
17
Q
hetzij … hetzij
A
either … or
18
Q
huishouden, het
A
housekeeping
19
Q
samenstellen
A
to compile
20
Q
secretaresse, de
A
secretary
21
Q
streng
A
strict
22
Q
uiteindelijk
A
eventually
23
Q
voorbereiden
A
to prepare
24
Q
werkzaamheden, de
A
activities, duties
25
Q
zoals
A
as, like
26
Q
inhouden (betekenen)
A
to mean
27
Q
klaarmaken
A
get ready, prepare, cook
28
Q
medewerker, de
A
staff member
29
Q
personeel, het
A
staff
30
Q
raar
A
strange