Hoofdstuk 5 - Hoe gaat het met je studie (Onderwijs en opleiding) Flashcards
1
Q
bewegen
A
to move
2
Q
bezig zijn met
A
working on
3
Q
fysiotherapie, de
A
fysiotherapie, de
4
Q
horen
A
to hear
5
Q
interessant
A
interesting
6
Q
oefenen
A
to train, to practise
7
Q
omgaan met
A
to handle, to manage
8
Q
opleiding, de
A
training, schooling
9
Q
schouder, de
A
shoulder
10
Q
spier, de
A
muscle
11
Q
theorie, de
A
theory
12
Q
uitleggen
A
to explain
13
Q
als
A
if, when, as
14
Q
architect, de
A
architect
15
Q
basisschool, de
A
primary school
16
Q
beroep, het
A
profession
17
Q
duur, de
A
duration
18
Q
Engels
A
English
19
Q
havo, de
A
higher general secondary education
20
Q
hbo, het
A
higher vocational education
21
Q
jongere, de
A
young person
22
Q
kok, de
A
cook, chef
23
Q
leraar, de
A
teacher
24
Q
leren (iets leren)
A
to learn
25
maatschappelijk werker, de
social worker
26
mbo, het
intermediate vocational education
27
meevallen (dat valt wel mee)
that’s not so bad
28
middelbaar (middelbare school)
secondary (secondary school)
29
niveau, het
level
30
onderwijs, het
education
31
piloot, de
pilot
32
theoretisch
theoretic(al)
33
verpleegkunde, de
nursing
34
vmbo, het
intermediate general secondary education
35
vooropleiding, de
(preliminary) training
36
vwo, het
pre-university education
37
wetenschappelijk
scientific
38
afstuderen
to graduate
39
baan, de
job
40
biologie, de
biology
41
economie, de
economy
42
geleden
ago
43
geneeskunde, de
medicine
44
hogeschool, de
college
45
opeens
suddenly
46
opnieuw
once again / all over again
47
stap, de
step
48
stom
stupid
49
studie, de
studies
50
terwijl
while
51
toekomst, de
future
52
verleden, het
past
53
beoordelen
to judge
54
gesprek, het
talk, conversation
55
gymnastiek, de
gymnastics
56
huiswerk, het
homework
57
komst, de (bedankt voor uw komst)
thanks for coming
58
leren (studeren, onderwijzen)
to study, to teach
59
meegeven
give
60
meester, de (school)
mister (school)
61
onvoldoende
unsatisfactory, insufficient
62
prestatie, de
achievement
63
rapport, het
(school) report
64
rekenen, het
arithmetic
65
samenwerken
to work together
66
sociaal
social
67
taal, de
language
68
tekenen
to draw
69
tempo, het
tempo, pace
70
vak, het
subject, trade, profession
71
voldoende, de
pass
72
aanpakken
to organise
73
actief
active
74
controleren
to check
75
ervaring, de
experience
76
hard
hard
77
juffrouw, de (school)
miss (school)
78
kritisch
critical
79
leerling, de
student, pupil
80
mening, de
opinion
81
motivatie, de
motivation
82
radio, de
radio
83
tevreden
satisfied
84
uitspreken
to pronounce
85
zeuren
to nag
