Hoofdstuk 7 Spijsvertering Flashcards

0
Q

Wat zijn functies alvleesklier

A

Endocrien: productie van hormonen insuline en glucagon
Belangrijke rol in bloedglucose regulatie
Exocrien: productie enzymen amylase, peptidase en lipase
Belangrijke Rol in spijsvertering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is rol enZymen

A

Eiwitten die
Stoffen afbreken bv triglyceriden afbreken in glycerol en vetzuren
Stoffen omzetten bv aminoZuren omzetten in glucose
Stoffen opbouwen bv bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lat naam alvleesklier

A

Pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lat naam lever

A

Hepar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn 4 taken lever

A

1 energiehuishouding; omzetten glucose in glycogeen, uit aminozuren aanmaak lichaamseiwit
2 ontgifting, bv ureum uit ammoniak, alcohol afbraak
3 gal productie
4 opslag voedingsstoffen vit a, d, b12, ijzer en glycogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke voedingsstoffen opgeslagen in Hepar?

A
Vit a
Vit d
B12
Ijzer
Glucose in vorm van glycogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvoor zorgt insuline?

A

Bloedglucosedaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is glucagon?

A

Hormoon dat zorgt voor bloedglucose stijging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is glycogenolyse?

A

Afbraak van glycogeen in glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is gluconeogenese?

A

De opbouw van glucose uit aminozuren en glycerol

Alleen als je te weinig koolhydraten eet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is hypoglycemie

A

Te laag bloedglucose gehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is hyperglycemie

A

Te hoog bloedglucose gehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Slokdarm:

Wat is Latijnse naam

A

Oesophagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet de gaster

A

Bovenste deel voegt maagsap (zoutzuur) toe aan voedsel brij
Onderste deel kneedt en mengt

In maagsap zit ook intrinsic factor, nodig voor opname b 12 in kronkeldarm (ileum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke 3 delen bestaat dunne darm

A
Duodenum= 12 vingerige darm
Jejunum = nuchtere darm
Ileum= kronkeldarm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is pylorus+ functie

A

Maagportier tussen maag en duodenum. Laat beetje bij beetje de voedselbrij door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is papil van vater

A

Buis tussen alvleesklier en darm waardoor gal(zouten) en alvleeskliersap in duodenum komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doet alvleeskliersap

A

Neutraliseert zuur uit voedselbrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Functie speeksel

A

Maakt voedsel glad en sappig, makkelijker doorslikken

Bevat amylase, begin vertering koolhydraten: zetmeel omgezet in maltose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarvan hangt verblijfsduur voedsel in maag af?

A

Oa consistentie )vast vloeibaar)

Samenstelling wel of geen vet, eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaat dunne darm

A

Slijmvlieslaag: sterk geplooid. Bovenop plooien liggen de villi: vingervormige uitsteeksels/ darmvlokken
Nodig voor opname voedingsstoffen
Tussen plooien en darmvlokken: buisjes die spijsverteringssappen maken
Bindweefsellaag
Dubbele spiermassa voor vermenging en voortstuwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe verloopt opname voedingsstoffen

A

Als in maag en duodenum alle voedingsstoffen tot hun losse bestanddelen zijn verteerd, worden ze via de darmvlokken opgenomen in bloed en lymfevaten
Voor grootste gedeelte gebeurd dit in nuchtere darm (jejunum)
B12 in kronkeldarm (ileum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waaruit bestaat dikke darm

A
Blinde darm. 
Appendix
Colon : ascendis
Transversum
Descendens
Sigmoid (s vorming afdaling naar endeldarm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gebeurd er in dikke darm

4 functies

A

Indikking waterdunne massa door onttrekking water en zouten
Bewerking door darmflora (fermenteerbare vezels worden opgelost)
Productie vitamine b8 en K
Opname mineralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Functie darmbacterieen

A
  • Versterkt immuunsysteem (Bescherming tegen ziekten)
  • productie vitamine K
  • productie vitamine B 8
  • verbetert opname mineralen
  • vermindert obstipatieklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat gebeurd er met niet fermenteerbare vezels

A

Komen in hun geheel in ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is doel koolhydraat vertering

A

Afbraak polysachariden en disachariden in monosachariden en mn glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

koolhydraat vertering: wat gebeurt er in dunne darm

A

Grootste gedeelte koolhydraatvertering in dunne darm
Alvleesklier produceert amylase. Via papil van vater naar duodenum (twaalfvingerige darm). Amylase verteert grote polysachariden tot kleinere en maltose
Dunne darmwand: aanmaak enzymen
Maltase, sacharase en lactase. Deze breken polysachariden af tot mono sachariden , die via darmvlokken worden opgenomen in lymfe en bloed
Hierna stofwisseling

28
Q

Wat is maltase

A

Enzym aangemaakt in dunne darm

Zet maltose om in glucose

29
Q

Wat is sacharase

A

Enzym aangemaakt in dunne darm

Zet sacharose om in glucose en fructose

30
Q

Wat is lactase

A

EnZym aangemaakt in dunne darm

Zet lactose om in galactose en glucose

31
Q

Wat gebeurd er met glucose in bloed?

A

Mbv insuline wordt glucose direct in een cel omgezet in energie(brandstof)
Alvleesklier maakt insuline aan als glucose in bloed stijgt
Door opname glucose in cel, daalt bloedglucose

32
Q

Wat is glycogenolyse

A

Afbraak van glycogeen in glucose door glucagon. Glucose komt in bloed, bloedsuikerspiegel stijgt

33
Q

Wat doen insuline en glucagon

A

Houden bloed suikerspiegel stabiel tussen 4,0 en 6,0 mmol per liter

34
Q

Wat is hypoglycemie

A

Als bloedglucose lager wordt dan 4,0 mmol.

Verschijnselen: zweten, trillen, hongergevoel, snel geïrriteerd m, slap

35
Q

Wat is hyperglycemie

A

Als bloedglucose hoger dan 6,9 mmol

Verschijnselen: veel dorst, drinken, plassen

36
Q

Wat gebeurd er met fructose en galactose

A

Wordt via bloed in poortader naar lever getransporteerd. Lever zet fructose en galactose om in glucose

37
Q

Wat is glycogenese

A

Het omzetten van glucose in glycogeen als energie voorraad

38
Q

Wat is rol slokdarm in spijsvertering

A

Vervoert het eten dmv peristaltische bewegingen van mond naar maag

39
Q

wat is rol maag in de spijsvertering?

A
bovenste deel (fundus en corpus) voegt het maagsap toe aan de voedselbrij
onderste deel (antrum) kneedt en mengt
40
Q

Waaruit bestaat maagsap?

A
o.a. zoutzuur  (zuur, PH van 2)
Intrinsic Factor (nodig voor opname vit B12 in de dunne darm
41
Q

waar in het spijsverteringkanaal worden de voedingsstoffen opgenomen?

A

grootste deel in nuchtere darm (jejunum)

Uitzondering: Vitamine B 12 in kronkeldarm (ileum)

42
Q

wat doet de galblaas in de spijsvertering?

A

opslagplaats voor gal. gal wordt gemaakt in de lever

43
Q

Koolhydraatvertering: rol mond

A

door eten te zien/ruiken/proeven maakt mond speeksel aan met amylase.
Amylase breekt polysacharide zetmeel af tot kleinere polysachariden en zetmeel

44
Q

Koolhydraatvertering: rol maag

A

Maag produceert zoutzuur waardoor de werking van de amylase direct stopt.

45
Q

Koolhydraatvertering: rol dikke darm

A

geen, alleen vezels blijven over. De fermenteerbare worden afgebroken door darmbacterieen, de niet-fermenteerbare gaan in hun geheel door

46
Q

Welke hormonen spelen een rol bij de koolhydraat stofwisseling

A

insuline en glucagon

47
Q

Eiwitvertering: rol mond

A

geen

48
Q

Wat is doel eiwitvertering en stofwisseling

A

Polypeptiden en dipeptiden omzetten in aminozuren. Deze worden gebruikt om nieuwe peptiden te maken

49
Q

Eiwitvertering: rol maag

A
  • Maagzuur denatureert de eiwitten.
    Denatureren= zwakker maken eiwit, zodanige verandering van vorm en structuur eiwit zodat ze in dunne darm gemakkelijker kunnen worden afgebroken tot kleinere delen
  • Maagzuur zet pepsinogeen om in pepsine: breekt grote polypetiden af tot kleinere peptiden en aminozuren
50
Q

Eiwitvertering: rol dunne darm

A

Alvleesklier en dunnedarm (duodenum) maken peptidase enzymen aan die de grotere polypeptiden afbreken.
Cellen dunne darmwand maken enzymen tripeptidasen, dipeptidase en aminopeptidase aan voor verdere vertering.

51
Q

eiwitvertering: rol dikke darm

A

geen

51
Q

Waaruit bestaat de aminozuurvoorraad in het lichaam

A

uit aminozuren uit de voeding (voedingseiwit) en uit lichaamseiwit

51
Q

wat is transamineren

A

aanmaak van een niet -essentieel aminozuur uit andere aminozuren

51
Q

wat is desamineren

A

het afkoppelen van de stikstofgroep van een aminozuur, noodzakelijk voor afbraak aminozuur. Hierdoor ontstaat ammoniak, wordt afgevoerd via lever, nieren in urine

51
Q

Maakt het lichaam essentiele aminozuren zelf aan?

A

Nee, het lichaam kan alleen niet-essentiele aminozuren zelf aanmaken.

51
Q

wat is het doel van vetvertering

A

afbraak triglyceriden in monoglyceriden, vetzuren en glycerol zodat het lichaam ze kan opnemen

51
Q

Wat is hydrofoob

A

watervrezend (vetten zijn hydrofoob, ze lossen slecht op in water)

51
Q

wat is hydrofiel

A

waterminnend

51
Q

wat is emulgator (in vetvertering)

A

galzouten hebben een hydrofobe en een hydrofiele kant heeft, waardoor water en vet gemengd kunnen worden. zorgen voor optimale opname triglyceriden

51
Q

Vetvertering: rol mond

A

smelten harde vetten

speekselklier onderin de mond produceert lipase: verteert een klein deel van triglyceriden

51
Q

Vetvertering: rol maag

A

door het kneden wordt vet verdeeld in kleinere druppeltjes, waardoor vertering vergemakkelijkt
maag maakt ook lipase aan, vertering niet noemenswaardig

51
Q

Rol dunne darm vetvertering

A
  • aanmaak hormoon CCK. dit zorgt er voor dat gal samentrekt en gal vrijlaat. In gal zitten galzouten die als emulgator werken.
  • Aanmaak lipase in alvleesklier en dunne darmwand. Lipase ontkoppelt vetzuren van het glycerolmolecuul
  • kleine vetcellen direct opgenomen in bloed
  • grotere vetcellen worden micellen, opname in dunne darmwand
51
Q

Vetvertering: rol dikke darm

A

geen

51
Q

wat zijn micellen

A

monoglyceriden en lange ketenvetzuren die samen smelten tot micellen

51
Q

Wat gebeurd er met micellen in de dunne darmcellen

A

De inhoud van micellen (monoglyceriden en lange ketenvetzuren) wordt gebruikt voor aanmaak nieuwe triglyceriden

51
Q

wat is een chylomicron

A

lipo proteine, kleine bolletjes met een hydrofiele buitenkant van eiwit en hydrofobe binnenkant van triglyceriden en cholesterol.
door eiwitmantel kan de vette inhoud door het lichaam getransporteerd worden
Inhoud kan verschillen in dichtheid/ samenstelling, bv LDL (slecht cholesterol) en HDL (goed cholesterol)

51
Q

wat is rol pepsinogeen in maagzuur

A

Maagzuur zet pro-enzym pepsinogeen om in actieve vorm pepsine.
Pepsine breekt polypeptiden af tot kleinere polypeptiden, tri en dipeptiden en aminozuren