Hoofdstuk 7: etnografie en participerende observatie Flashcards

1
Q

Participerende observatie

A

Mee in het veld staan en mee deel te nemen aan de dagelijkse activiteiten van de onderzoekseenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Etnografie

A

Kwalitatieve onderzoekstraditie, waarbij een onderzoeker de culturele betekenissen en praktijk van een groep probeert te begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Auto-etnografie

Soorten etnografische studie

A

De onderzoeker staat zelf centraal in het onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen een methodologie en een onderzoekstechniek

A

Methodologie: gaat over de denkwijze die er achter zit

Onderzoekstechniek: gaat over de effectieve aanpak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klassieke etnografie

Soorten etnografische studies

A

Gebaseerd op een langdurige participerende observatie in één bepaalde setting of locatie met het doel te ontdekken en zo nauwkeurig mogelijk de realiteit te presenteren van sociale en culturele verschijnselen.

Setting en locatie zijn niet hetzelfde!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Reflexieve etnografie

Soorten etnografische studies

A

De onderzoeker besteed veel aandacht aan zijn eigen rol, positie, methododolische keuzes, ervaringen… en de probleemstelling van zijn ‘etnografische autoriteit’.

De ervaring van de onderzoeker is belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Native etnografie

Soorten etnografische studies

A

Interpretatie van de eigen cultuur, die door anderen werden gemarginaliseerd of als exotisch werden bestempeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Narratieve etnografie

Soorten etnografische studies

A

Het combineren van verschillende technieken en stijlen uit verschillende genres. Etnografie als een genre van storytelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Straatetnografie

Soortenetnografische studies

A

De straat als setting. De onderzoeker is vaak geïnteresseer in de politiek en mechanismen van in- en uitsluitingsprocessen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Institutionele etnografie

Soorten etnografische studies

A

De focus ligt op het institutionele kader (i.p.v. de sociale praktijken van mensen).

Vb. gevangenissen, criminalisering van jongeren…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Multi-sited etnografie

Soorten etnografische studies

A

De bestudeerde onderzoekseenheid heeft connecties in verschillende plaatsen. Eén setting is dus niet genoeg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Instant etnografie

Soorten etnografische studies

A

Etnografie op concrete momenten en specifieke situaties, die niet zo zeer gebaseerd zijn op van tevoren geplande methodoligische stappen en technieken.

Meer op sterk etnografische gevoeligheid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Liquid etnografie

Soorten etnografische studies

A

Een politiek geëngageerde en emancipatorische vorm van etnografisch onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Virtuele etnografie

Soorten etnografische studies

A

Binnen een virtuele ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Visuele etnografie

Soorten etnografisch onderzoek

A

Foto’s en films gebruiken om onderzoek te doen naar groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Testimonio

A

Een literaire genre die bedoeld zijn om een stem te geven aan de stemlozen in precaire situaties van wreedheid.

17
Q

Setting

A

Kan een groep zijn, een bepaald sociaal gedrag…
Dit is dus niet persé gelijk aan een geografisch gegeven.

18
Q

Rol insider

A

Zo min mogelijk het studieobject verstoren.

19
Q

Rol outsider

A

Er voor zorgen dat participanten het onderzoeksproces niet verstoren of onmogelijk maken.

20
Q

Onderzoekersbias

Nadeel participerende observatie

A

De aanwezigheid van de onderzoeker vertekent de resultaten.

21
Q

Zichtbare setting

A

Er is algemeen beschikbare informatie te vinden.

Vb. bedrijven, opvangcentra…

22
Q

Onzichtbare setting

A

Zijn volledig van de buitenwereld afgesloten.

Vb. terroristische organisaties

23
Q

Beperkt zichtbare settings

A

Enkel zichtbaar als je weet waar je moet zoeken.

Vb. drugsmilieu

24
Q

Periferisch onderzoek

Omgaan met gesloten settings

A

De onderzoeker is wel in de betrokken groep aanwezig, maar niet in momenten, situaties en settings waar de centrale gestudeerde praktijk zich afspeelt.

Vooral in het drugsmilieu

25
Q

Covert onderzoek

Omgaan met gesloten settings

A

Geheime participatie onderzoek

26
Q

De volledige participant

Rolinvulling

A

De onderzoeker neemt deel aan het dagelijkse leven en niemand weet dat hij een onderzoeker is.

Maakt het mogelijk om eventueel geheime informatie te achterhalen

27
Q

Participant als observator

Rolivulling

A

De nadruk ligt op het participeren, maar de onderzoeker probeert zijn observatieactiviteiten wel zo goed mogelijk te integreren.

Participanten weten dat hij een onderzoeker is

28
Q

Observator als participant

Rolinvulling

A

De nadruk ligt op het observeren. De onderzoeker participeert niet echt, maar wordt door geïntroduceert.

De onderzoeker wordt als buitenstaander geïdentificeerd

29
Q

Volledige observator

Rolivulling

A

De informatie die de onderzoeker krijgt, is louter en alleen publiek.

30
Q

Inwendig perspectief

Problemen tijdens het verblijf

A

De onderzoeker creëert een visie op de setting.

Subjectief en niet betrouwbaar

31
Q

Uitwendig perspectief

Problemen tijdens het verblijf

A

Wanneer de onderzoeker de setting verlaat, krijgt de onderzoeker de kans om de gebeurtenissen op een afstandelijkere manier te overschouwen.

32
Q

Assimilatie

Problemen tijdens het verblijf

A

Een te nauwe betrokkenheid van de onderzoeker

= Going native

33
Q

Saturatie

Problemen tijdens het verblijf

A

Ontstaat door het langdurig en veelvoudig geconfronteerd te zijn met de setting. De onderzoeker krijgt het gevoel dat het genoeg is geweest.

Dit is niet hetzelfde als vermoeidheid

34
Q

Beschrijvend observeren

Fasen in observatie

A

De onderzoeker maakt kennis met de setting en beschrijft alles wat hij ziet.

Duurt het gehele onderzoek lang

35
Q

Gefocust observeren

Fasen in observatie

A

De onderzoeker gaat zijn aandacht richten naar specifieke elementen in de setting waarvan hij aanneemt dat die het best een antwoord zullen vormen op zijn onderzoeksvraag.

36
Q

Selectieve observatie

Fasen in observatie

A

De onderzoeker weet heel specifiek wat hij wil observeren en gaat enkel nog daar naar opzoek.