Hoofdstuk 7 Een indeling van stoffen Flashcards
Aan welke twee voorwaarden moet een stof die stroom geleidt voldoen? (7.1)
- de stof moet bestaan uit geladen deeltjes
- de geladen deeltjes moeten vrij kunnen bewegen
Welke drie stoffen kun je indelen? (7.1)
- metaal
- moleculaire stof
- zouten
indeling stoffen (7.1)
metalen = in formules van metalen komt alleen een symbool van een metaal voor. metalen geleiden stroom in de vaste en vloeibare fase.
moleculaire stoffen = een moleculaire stof bestaat uit moleculen. in de formule komen alleen symbolen van niet-metalen voor. moleculaire stoffen geleiden geen stroom.
zouten = zouten hebben een hoog smeltpunt en kookpunt. in formules van zouten komen metaal- en niet-metaalatomen voor. zouten zijn opgebouwd uit ionen. zouten geleiden alleen de stroom in vloeibare fase.
Wat zijn de gemeenschappelijke kenmerken van metalen? (7.2)
- glimmend oppervlak
- geleiden warmte en stroom
- vervormen als ze warm zijn
- gesmolten kun je ze mengen
Hoe kun je de verschillen in corrosie gevoeligheid onderscheiden? (7.2)
edele-, half-edele-, onedele- en zeer onedele metalen
Je kunt metalen ook verdelen i. licht en zware metalen, je let dan op het verschil in dichtheid (7.2):
lichte metalen (luchtvaart of bouw) = aluminium, magnesium, titanium zware metalen (elektronica of batterijen) = cadmium, lood, kwik
metaalbinding (7.2)
de binding tussen de metaalionen en de vrij bewegende elektronen
vanderwaalsbinding (7.3)
Tussen moleculen van moleculaire stoffen heersen aantrekkende krachten, vanderwaalskrachten. Deze krachten veroorzaken de vanderwaalsbinding.
atoombinding (7.3)
Een atoombinding ontstaat als atomen elektronen delen. Een atoombinding is dus een gedeeld elektronenpaar.
covalentie (7.3)
De covalentie is het aantal bindingsmogelijkheden van een atoom (= aantal streepjes in een molecuultekening).
waterstofbrug (7.3)
Een waterstofbrug is een extra binding die wordt gevormd tussen een H-atoom van een OH- of NH-groep en het O- of N-atoom van een andere OH- of NH-groep. Je geeft een waterstofbrug aan met een stippellijntje.
hydrofiel (7.3)
Stoffen die oplossen in water zijn hydrofiel.
hydrofoob (7.3)
Stoffen die niet oplossen in water zijn hydrofoob.
ionbinding (7.4)
De aantrekkende kracht tussen positieve en negatieve ionen heet de ionbinding. Een ionbinding is sterk, sterker dan een vanderwaalsbinding of een waterstofbrug.