3.4 Atoombouw Flashcards

1
Q

Waarmee zijn wetenschappers al lang geleden mee begonnen?

A

Om modellen voor moleculen en atomen te ontwikkelen waarmee ze eigenschappen van stoffen konden verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat was een van de eerste atoommodellen?

A

Het ATOOMMODEL bedacht door John Dalton. In zijn model stelt een atoomeen massief balletje voor, vergelijkbaar met een heel erg kleine knikker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat heeft iedere atoom volgens John Dalton?

A

Een verschillende diameter en elk atoom was daardoor uniek voor een bepaalde atoomsoort. Het atoommodel van DALTON kent niet alleen andere diameters, maar ook verschillende symbolen voor de door hem beschreven atoomsoorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je kan met het atoommodel van Dalton bepaalde eigenschappen van stoffen te verklaren, maar ook een aantal niet, wat ontdekte Thompson?

A

Dat je uit metalen kleine deeltjes kunt wegschieten, die hij ELEKTRONEN noemde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de elektrische lading van een elektron?

A

1 -. Atomen zijn echter elektrisch neutraal, dus moeten er in het atoom ook positieve deeltjes zitten. dat zijn de PROTONEN, die een lading van 1+ hebben. De lading van een proton is even groot als de lading van een elektron, maar met een tegengesteld teken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat leidde RUTHERFORD uit experimenten?

A

Dat alle positieve lading zich in een heel klein gedeelde midden in het atoom bevindt. Hij noemde dat deel het ATOOMKERN en daar bevinden zich alle protonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar bevinden de elektronen zich?

A

In een wolk rondom de atoomkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat werden er later (zo’n 30 jaar) ontdekt door een collega-onderzoeker van Rutherford?

A

Dat er in de atoomkern nog andere deeltjes voorkomen. Deze deeltjes zijn de NEUTRONEN en zij hebben geen landing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de bouwstenen van een atoom?

A
  • Protonen, weergegeven met een p
  • Elektronen, weergegeven met een e-
  • Neutronen, weergegeven met de letter n
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat deed Niels Bohr?

A

Hij verfijnde het model van Rutherford, want het model verklaarde wel veel, maar niet alle resultaten van experimenten zijn ermee in verband te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is er in het model van BOHR ook aanwezig?

A

Ook een kern met protonen en neutronen. Maar ij zijn model bewegen de elektronen in banen rond de kern. Bohr noemde deze banen SCHILLEN. Die kun je het beste vergelijken met de planeten die in banen om de zon cirkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel elektronen kunnen in zo’n schil?

A

Dat is per schil anders. In de eerste schil (K-schil) kunnen er twee elektronen. In de tweede (L-schil) kunnen er maximaal 8 elektronen en in de volgende schil (M-schil) kunnen er wel 18 elektronen. Een atoom kan naaste de K-, l- en M-schil nog meer schillen hebben met nog meer elektronen per schil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe heet het vernieuwde atoommodel?

A

Het kwantummechanische atoommodel. Elk nieuw model is steeds beter in staat eigenschappen van stoffen te verklaren en eigenschappen van nieuwe stoffen te voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is afgeleid uit de atoommodellen?

A

Dat alle atomen een vergelijkbare opbouw hebben, maar het aantal protonen, neutronen en elektronen is per atoom anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar kun je het aantal protonen dat in de kern van een bepaalde atoomsoort zit uit afleiden?

A

Uit het periodiek systeem. Atomen zijn namelijk in het periodiek systeem gerangschikt naar het aantal protonen in de kern. Het aantal protonen is daardoor gelijk aan het ATOOMNUMMER en is uniek voor een atoomsoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is gelijk aan elkaar van een atoom?

A

Het aantal elektronen in een atoom is gelijk aan het aantal protonen. Hierdoor is een atoom een ongeladen deeltje. De elektronen in de buitenste schil zijn bepalend voor de eigenschappen van een atoomsoort.

17
Q

Wat is gelijk aan elkaar per atoomsoort?

A

Het aantal protonen en elektronen. Het aantal neutronen hoeft niet gelijk te zijn aan het aantal protonen en elektronen.

18
Q

Hoe noem je atomen van dezelfde atoomsoort met alleen een verschillend aantal neutronen in de kern?

A

ISOTOPEN, isotopen van dezelfde atoomsoort zijn chemisch gezien precies hetzelfde, ook al hebben ze een verschillend aantal neutronen. Ze hebben daarom hetzelfde symbool.

19
Q

Waar wordt gebruik van gemaakt om het verschil tussen de isotopen duidelijk te maken?

A

Van het MASSAGETAL. Het massagetal is de som van een aantal protonen en neutronen in de kern en er is dus altijd een geheel getal. Het aantal elektronen wordt hierbij niet meegerekend.

20
Q

Welke twee manieren worden gebruikt om het isotoop in formulevorm weer te geven?

A

Bij de eerste manier wordt het symbool van het atoom opgeschreven met daar linksboven het massagetal en linksonder het atoomnummer. Bij de tweede manier geef je alleen het symbool en het massagetal.

21
Q

Wat komen er in de natuur van de meeste atoomsoorten voor?

A

Meerdere isotopen en daarom werk je met gemiddelde automassa’s.

22
Q

atoomnummer

A

Het aantal protonen in de kern van een atoom en de positie in het periodiek systeem.

23
Q

isotopen

A

Atomen van dezelfde atoomsoort met een verschillend aantal neutronen in de kern.

24
Q

massagetal

A

De som van het aantal protonen en neutronen in de kern van het atoom.