3.2 Het periodiek systeem Flashcards

1
Q

Waaruit zijn moleculen uit samengesteld?

A

Uit deeltjes: ATOMEN. De atomen zijn dus de bouwstenen van de moleculen. Twee of meerdere atomen vormen een molecuul.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een VERBINDING?

A

Dat is ene molecuul dat bestaat uit meerdere atoomsoorten bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een ELEMENT?

A

Dat is een molecuul dat bestaat uit maar één atoomsoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welk overzicht staan de symbolen van alle stoomsoorten gerangschikt?

A

In het PERIODIEK SYSTEEM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is groep 1?

A

Alkalimetalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is groep 2?

A

Aardalkalimetalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is groep 17?

A

Halogenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is groep 18?

A

Edelgassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar bestaat het grootste deel van het periodiek systeem uit?

A

Uit METALEN, de rest zijn NIET-METALEN en een kleine groep METALLOÏDEN, die zowel eigenschappen van metalen als van niet-metalen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe komen niet-metalen voor?

A

Als element en in verbindingen. De niet-metalen hebben geen duidelijk overeenkomstige eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een metaal?

A

Een zuiver metaal is een stof waar maar één atoomsoort in voorkomt. Het is dus een element.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke gemeenschappelijke stofeigenschappen hebben alle metalen?

A
  • Een glimmend oppervlak in zuivere vorm
  • Ze geleiden warmte en elektrische stroom
  • Ze kunnen worden vervormd, vooral als ze heet zijn
  • Ze kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er bij veel metalen?

A

Die worden aangetast door stoffen uit de omgeving, zoals zuurstof en water. Bij ijzer noem je dit ROESTEN, bij overige metalen noem je het CORROSIE. Niet elk metaal vertoont dus hetzelfde gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarover worden metalen verdeeld op grond van de reactie met zuurstof en water?

A
  • Edele metalen: deze reageren niet met zuurstof aan de lucht. Zoals goud, zilver platina.
  • Halfedele metalen: deze reageren moeizaam met zuurstof aan de lucht. Zoals koper en kwik.
  • Onedele metalen: deze reageren goed met zuurstof aan de lucht. Zoals ijzer, aluminium en zink.
  • zeer onedele metalen: deze reageren snel en heftig met zuurstof en water aan de lucht. Zoals kalium, natrium, magnesium en calcium.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is bij (zeer) onedele metalen niet veel te merken?

A

Van een glimmend oppervlak. De buitenkant van het metaal is dan bedekt met een laagje van een verbinding van het metaal en zuurstof, dat ontstaat bij contact met vochtige lucht. Je noemt dat een oxidelaagje. Als je het oxidelaagje weghaalt, komt het glimmende metaal weer tevoorschijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet zuiver heel gemakkelijk?

A

Vervormen, soms lukt dat al bij kamertemperatuur. Om metaal stugger te maken, wordt er soms een ander metaal aan het zuivere metaal toegevoegd. De metalen worden gesmolten en in vloeibare toestand gemengd. Het vaste metaalmengsel dat a afkoelen ontstaat, noem je een LEGERING.

17
Q

Wat heeft een legering vaak?

A

Andere eigenschappen dan de afzonderlijke metalen. Voorbeelden zijn roest-vrij staal, gouden sieraden, messing (koper en zink), brons (koper en tin), soldeer (tin en lood) en zilveramalgaam (zilver en kwik).

18
Q

atomen

A

Bouwstenen van moleculen. Atomen zijn opgebouwd uit PROTONEN, NEUTRONEN en ELEKTRONEN. In de kern zitten protonen en neutronen. Daaromheen zitten elektronen in schillen. Met een ATOOMMODEL kun je de bouw van een atoom beschrijven.

19
Q

verbinding

A

Een molecuul dat uit twee of meer atoomsoorten bestaat.

20
Q

element

A

Deeltjes dat uit één atoomsoort bestaat.

21
Q

periodiek systeem

A

Een tabel met alle atoomsoorten gerangschikt naar oplopend atoomnummer. In het periodiek systeem staan de atoomsoorten in groepen met overeenkomstige eigenschappen. Het periodiek systeem kun je onderzoeken in METALEN, METALLOÏDEN en NIET-METALEN.

22
Q

legering

A

Een mengsel van twee metalen, die in de vloeibare fase zijn gemengd.