Hoofdstuk 7 - Ademen en eten Flashcards

Hoofdstuk 7.1 - Alles werkt samen

1
Q

Hoe is je lichaam opgebouwd?

A

Cel -> Weefsel -> Orgaan -> Orgaanstelsel -> Organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is weefsel?

A

Een groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie.

Bijvoorbeeld zenuwcellen vormen samen zenuwweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een orgaan?

A

Een aantal verschillende weefsels samen vormen een orgaan.

Bijvoorbeeld een spier. Een spier bestaat uit spierweefsel, bloedvatenweefsel en zenuwweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een orgaanstelsel?

A

Als meerdere organen in het lichaam samenwerken aan een taak.

Bijvoorbeeld het verteren van voedsel: hierin werken o.a. je speekselklieren, maag en darmen samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke organen horen bij het verteringsstelsel?

A

Mond
Slokdarm
Maag
Dikke darm
Dunne darm
Anus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 4 voorbeelden van orgaanstelsels

A

Verteringsstelsel
Ademhalingsstelsel
Uitscheidingsstelsel
Bloedvatenstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke organen bevinden zich in de romp?

A

Luchtpijn
Longen
Hart
Lever
Maag
Dikke darm
Dunne darm
Nieren
Urineblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk orgaan verdeelt de romp in twee delen?

A

Het middenrif verdeelt de romp in de borstholte en de buikholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk orgaan ligt zowel in de borstholte als de buikholte?

A

slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een wielrenner heeft veel energie nodig voor het samentrekken van zijn beenspieren.

Waar komt deze energie vandaan?

A

Uit de verbranding van energierijke voedingsstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de belangrijkste voedingsstoffen waaruit energie voortkomt?

A

Glucose
Zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke drie orgaanstelsels zijn actief bij de opname van glucose en zuurstof in het bloed?

A
  1. Verteringsstelsel: brengt glucose in je bloed
  2. Ademhalingsstelsel: brengt zuurstof in je bloed
  3. Bloedvatenstelsel: Hiermee krijgen de spiercellen de glucose en zuurstof aangevoerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke drie stappen spelen een rol bij de aan- en afvoer van stoffen die een rol spelen bij de verbranding?

A
  1. Aanvoer van glucose en zuurstof
  2. Verbranding van glucose
  3. Afvoer van koostofdioxide en water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt de glucose en zuurstof aangevoerd naar bijv. spieren?

A

Tussen de spiercellen loopt een netwerk van kleine bloedvaatjes. De spiercellen nemen glucose en zuurstof op uit deze kleine bloedvaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar vind in bijv. de spieren verbranding plaats?

A

In de spiercellen vindt verbranding plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt de verbranding om energie te verkrijgen?

A

Glucose wordt afgebroken met behulp van zuurstof. Bij die afbraak komt energie vrij uit glucose.

16
Q

Welke twee afvalstoffen komen vrij tijdens de verbranding?

A

Koolstofdioxide
Water

17
Q

Hoe kan je de verbranding in de cel als formule opschrijven?

A

Glucose + Zuurstof -> energie + koolstofdioxide -> water

18
Q

Hoe worden de afvalstoffen koolstofdioxide en water afgevoerd uit je lichaam?

A

Vanuit bijv. de spiercellen naar het bloed en via het bloed naar de uitscheidingsorganen.

Koolstofdioxide gaat via het bloed naar je longen waar je het uitademt.

Water kan je op 3 manieren kwijt raken

19
Q

Op welke drie manieren kan je water (vrijgekomen bij verbranding) kwijtraken?

A
  1. Via de nieren als urine
  2. Via de longen tijdens het uitademen
  3. Via de huid als zweet.
20
Q

Vindt verbranding van glucose in alle lichaamscellen plaats?

A

Ja

21
Q

Wat doet de energie die vrijkomt uit de verbranding?

A

Wordt door de desbetreffende cel gebruikt om hun taakt uit te voeren.

Zorgt ervoor dat je lichaam op temperatuur blijft.

22
Q

Waarom is er altijd voldoende glucose?

A

Je lichaam moet altijd over voldoende glucose beschikken voor de verbranding in je cellen

23
Q

Hoe houdt je lichaam de hoeveelheid glucose in je bloed (ongeveer) gelijk?

A

Dat wordt geregeld door twee hormonen:

Insuline
Glucagon

24
Q

Waar wordt insuline en glucagon gemaakt?

A

De eilandjes van Langerhans.

Dat zijn kleine groepjes cellen die verspreid liggen in de alvleesklier.

25
Q

Hoe werken insuline en glucagon?

A
  1. Glucosegehalte stijgt:
    - glucosedeeltjes uit je maaltijd komen vrij in het bloed
  • Na vertering van je maaltijd zit er meer glucose in je bloed dan je lichaam nodig heeft
  • Je lichaam meet dat er teveel glucose aanwezig is
  • Je alvleesklier geeft dan insuline af. Insuline regelt de opslag van glucose. Glucose wordt door insuline omgezet in glycogeen en opgeslagen in je lever en je spieren
  • Door de opslag van glucose daalt het glucosegehalte weer in je bloed tot normaal
26
Q

Hoe werken insuline en glucagon?

A
  1. Glucosegehalte daalt:
    - Je cellen gebruiken glucose uit je bloed voor de verbranding, daardoor zit er te weinig glucose in je bloed
  • je lichaam meet dat er te weinig glucose in je bloed is
  • je alvleesklier geeft het hormoon glucagon af. Glucagon zet glycogeen weer om in glucose
  • de voorraad glucose uit je lever gaat naar het bloed, hierdoor stijgt het glucose gehalte in je bloed
27
Q

Welk orgaan geeft insuline en glucagon af?

A

Alvleesklier

28
Q

In welk hormoon/stof wordt glucose door insuline omgezet?

A

Glycogeen

29
Q

Welk hormoon heeft buiten insuline en glucagon invloed op het glucosegehalte?

A

Adrenaline

30
Q

In welk orgaan wordt adrenaline gemaakt?

A

Bijnieren

31
Q

Wat doet adrenaline?

A

Komt vrij bij schrik, angst of stress en zorgt voor een snelle omzetten van glycogeen in glucose.

32
Q

Hoe wordt adrenaline ook wel genoemd?

A

Het stresshormoon of actiehormoon.

Buiten de snelle omzetting van glycogeen in glucose zorgt het ook voor een versnelde hartslag en ademhaling. Hierdoor ben je in staat om snel te reageren.