Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

(ET 30) Hoe kan moderniteit leiden tot sociaal atomisme? (maak gebruik van begrip virtuele biotoop en leg dit uit)

A

Een virtuele biotoop is een denkbeeldige / niet tastbare leefomgeving. Door de beschikbaarheid van techniek speelt ons leven voornamelijk af in de virtuele wereld (denk aan communiceren via social media). Hierdoor speelt er zich minder af in je eigen individuele belevingswereld. Dit leid tot sociaal atomisme; onvermogen tot betekenisvolle relaties met mensen van vlees en bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(ET 30) Hoe hebben individualisering, rationalisering, de vrije markt, de opkomst van techniek en moderne instituties onze ervaring van relaties verder doorgetrokken?

A

Dankzij techniek speelt een groter gedeelte van ons leven af in de virtuele wereld (zoals communiceren via sociale media) door meer met elkaar om te gaan in de virtuele wereld raken we minder verbonden met onze individuele belevingswereld. Instituties en de vrije markt zijn rationeel georganiseerd waardoor mensen nu als nummers of handelswaar worden gezien, en relaties als ‘transacties’. Waardoor het moeilijker wordt om betekenisvolle relaties met mensen op te bouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(ET 31) Neoklassieke opvatting over hebzucht en egoïsme (weergeven, uitleggen, beoordelen met de punten:)
- economische ontwikkeling
- invulling goede leven
- invulling sociale orde

A

Neoklassiek = drijven het nastreven van het eigenbelang tot in het extreme door.
Economische ontwikkeling wordt hierdoor gestimuleerd aangezien iedereen iets wil hebben/maken/uitvinden. Zij geloven dat (bijna) iedereen hier een beter (financieel) leven van krijgt. Als iedereen egoïstisch handelt, haalt iedereen het beste uit zichzelf en komt op voor eigen belangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(ET 32) Verschil in opvattingen van communitarisme en liberalisme over het goede leven.

A

Communitarisme: Individu moet rekening houden met gemeenschap waarin die leeft om goede leven te leiden.
Liberalisme: Leven vol vrijheid voor autonome individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(ET 32) Onderscheid tussen ‘dunne moraal’, ‘dikke moraal’ en kritiek van communitarisme op het liberale mensbegrip

A

‘Dunne moraal’ wordt geassocieerd met het liberale mensbegrip dat individuele vrijheid als belangrijkste ziet.
‘Dikke moraal’ wordt juist geassocieerd met het communitarisme waarbij gedeelde ideeën over goed samenleven en normen en waarden zijn opgenomen, en vindt daarom het liberale mensbegrip ‘leeg’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(ET 32) Tegenstelling tussen de opvattingen van liberalisme en communitarisme over goede leven vanuit deugdetische benadering
relativeren.

A

Voor vrijheid en autonomie is belangrijk dat een individu goed gevormd is en zich op een bepaalde manier tot de wereld/gemeenschap verhoud. Door op een goede manier het goede leven te benaderen, opstaat er een verzoening tussen het liberalisme en het communitarisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(ET33) Leg uit hoe Macintyre het deugdbegrip actualiseerd met behulp van de begrippen practice, internal goods en external goods

A

de begrippen practice, internal goods en external goods een rol. Onder ‘practice’ verstaan we samenwerkingsverbanden van mensen die gezamenlijk zorg dragen voor een gemeenschappelijk goed en daarbij bepaalde standaarden van excellentie hanteren. Zij zijn daarbij gericht op ‘internal goods’. Wat goede zaken zijn en hoe deze vorm krijgen binnen een praktijk wordt bepaald door iemand die van binnenuit bekend is met de praktijk en over de juiste kennis beschikt. Ontwikkeling van mensen vindt plaats door de vorming vanuit de praktijken, dat wil dus zeggen vanuit het samen gericht zijn op een gemeenschappelijk doel.

Diametraal tegenover de internal goods, die de kwaliteit van een praktijk bepalen, staan volgens MacIntyre zogenaamde external goods of uitwendige goederen. Hij wijst deze external goods niet per definitie af, maar wijst wel op het corrumperende effect dat zij kunnen hebben op de internal goods.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(ET34) Leg uit waarom Hegel denkt dat individuele vrijheid niet kan worden verwerkelijkt zonder de specifieke sfeer van zedelijkheid die hij de ‘burgerlijke maatschappij’ noemt.

A

Volgens Hegel is de mens niet vrij uit zichzelf, maar dankt hij zijn vrijheid aan de sociale, culturele en politieke ordening van de gemeenschap. De ordening van de collectieve sfeer noemt Hegel de zedelijkheid. Concreet: de instituties en de bij hen behorende wijzen van handelen. Wij zijn hier zo mee vertrouwd, dat we ze ervaren als onderdeel van onze eigen identiteit. Hegel vertrekt dus niet vanuit het standpunt van het individu maar vanuit het standpunt van de gemeenschap waarin dat individu zich bevindt. Je staat nooit op jezelf, maar hoort altijd al bij een collectief. In de burgerlijke maatschappij, een specifieke sfeer binnen de genoemde zedelijkheid, kan men zijn eigen geluk nastreven. In deze sfeer kun je deels los komen van je familie, je eigen voorkeuren volgen en je bestaan invullen door je werk. Hegel noemt de burgerlijke maatschappij een uniek en kenmerkend Europees verschijnsel waarin individuele vrijheid en geluk samenvalt met de gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(ET35) Leg met behulp van een voorbeeld Hegels opvatting van Anerkennung als ‘verdubbeling van ons zelfbewustzijn’ uit.

A

‘Als persoon ben ik pas vrij voor zover ik mezelf en de ander acht als persoon en hij omgekeerd mij en zichzelf acht als persoon’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(ET36) Leg uit wat Hegel bedoelt met de stelling dat arbeid het domein is waarin het individu zijn behoeften ‘bemiddelt’, zichzelf vormt en zijn eigen vrijheid en geluk verzoent met de gemeenschap.

A

Mensen bevredigen hun behoeften niet direct, maar bemiddelen die door arbeid. Om zelf te consumeren moet je eerst iets produceren. Bij dat wat je produceert moet je rekening houden met de ander. Deze moet op zijn beurt dat wat je produceert weten te waarderen. Zo ontstaat dus een relatie van wederzijdse erkenning. Werk zorgt er daarbij voor dat je jezelf vormt al vrij persoon en moet niet zozeer gezien worden als een noodzakelijk kwaad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly