Hoofdstuk 6: Zedendelinquentie Flashcards

1
Q

Wat is parafilie?

A

= intense en terugkerende seksuele deviante interesse

= any intense and persistent sexual interest other than sexual interest in genital stimulation or preparatory fondling with phenotypically normal, physically mature, consenting human partners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een parafiele stoornis?

A

= seksuele deviante interesses waarbij iemand anders of jijzelf schade lijdt

= a paraphilia that is currently causing distress or impairment to the individual or a paraphilia whose satisfaction has entailed personal harm, or risk of harm, to others

geen schade = geen stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 groepen binnen parafiele stoornis

A

1. Opgewonden worden door afwijkende activiteit

Vb. als man opgewonden door een volwassen vrouw is normaal, maar als dat enkel is bij het stiekem begluren van die vrouw, is het deviant. Het zit hem in de manier waarop!

Activiteit = deviant
Vb. opgewonden worden het lijden van iemand anders (verkrachten/slaan/…)

**2. Opgewonden worden door afwijkende zaken
**
Vb. bepaalde lichaamsdelen, kledingstukken, KINDEREN, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verschil parafilie en parafiele gedragingen

A

Parafilie = interesse
Parafiele gedraging = effectieve daad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorwaarden pedofilie volgens DSM 5

A
  1. Over a period of at least 6 months, recurrent, intense sexually arousing fantasies, sexual urges, or behaviors involving sexual activity with a prepubescent child or children (generally age ≤ 13y or younger)
  2. The individual has acted on these sexual urges, or the sexual urges or fantasies cause marked distress or interpersonal difficulty.
  3. The individual is at least age 16y and at least 5y older than the child or children in Criterion A

Nog niet de daad zelf!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chronophilieën: geef de soorten

A
  1. pedofilie
  2. hebefilie
  3. efebofilie
  4. teleiofilie
  5. mesophilie
  6. gerontofilie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke van de chronofilieën zijn psychiatrische stoornissen volgens DSM-5?

A
  1. pedofilie
  2. hebefilie
  3. efebofilie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chronofilieën: pedofilie

A
  • prepubertair
  • geen lichamelijke veranderingen
  • -11
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Chronofilieën: hebefilie

A
  • beperkte lichamelijke veranderingen
  • duidelijk immatuur
  • 12-14
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chronofilieën: efebofilie

A
  • seksueel matuur
  • nog geen volwassene
  • 15-18
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Chronofilieën: Teleiofilie

A
  • seksueel matuur
  • volwassen
  • 18+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Chronofilieën: mesofilie

A
  • middelbare leeftijd
  • 45-65
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Chronofilieën: gerontofilie

A
  • ouderen
  • 65+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3 theoretische modellen

A

Niveau 3: Microtheorieën
Niveau 2: Unifactoriële theorieën
Niveau 1: Multifactoriële theorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de 4 typologieën van verkrachting

A
  1. compenserend
  2. sadistisch
  3. macht/controle
  4. opportunistisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Compenserende verkrachting

A
  • motief: seksueel
  • enkel geweld dat nodig is om seksuele handeling te bekomen
  • courtship disorder
  • gevoelens van ontoereikendheid
  • gentleman verkrachter: enkel geweld bij tegenwerking SO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sadistische verkrachter

A
  • motief: seksueel
  • seksuele bevrediging door leed of angst SO
  • vaak psychopatische kenmerken
  • kans op seksuele moord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Macht/controle verkrachting

A
  • motief: vernedering, degradatie, …
  • doel: macht en dominantie
  • kwaadheid aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Opportunistische verkrachting

A
  • motief: niet seksueel
  • situationeel, impulsief, avontuurlijke levensstijl
  • vaak gepleegd tijdens een ander delict
  • gebrekkige impulscontrole
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Typologie kindermisbruik:
FBI-typologie

A
  1. Situationele plegers
  2. Preferentiële plegers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Situationele plegers kindermisbruik: subtypes

A
  1. Geregresseerd (regressed)
  2. Moreel willekeurig (morally indiscriminate)
  3. Seksueel ongedifferentieerd (Sexually indiscriminate)
  4. Inadequaat
20
Q

Kindermisbruikers: Geregresseerd (situationele plegers)

A
  • mikken op “easy victims”
  • misbruiken kinderen als vervanger voor volwassen relaties
21
Q

Kindermisbruik: Moreel wilekeurig (situationele plegers)

A
  • eender wie die beschikbaar is: volwassene of kind
  • voor eigen belangen: seksueel of anders
22
Q

Kindermisbruik: Seksueel ongedifferentieerd
(situationele plegers)

A
  • vooral experimenteren
  • kindermisbruik vanuit verveling
23
Kindermisbruik: Inadequaat (situationele plegers)
* sociale buitenbeentjes, onzeker, laag zelfbeeld * contact met kind = uitlaatklep
23
Kindermisbruik: Verleidelijk (seductive) (preferentiële plegers)
Proberen relatie met kinderen aan te gaan door hen te lokken met liefde, geschenken, ...
24
Subtypes preferentiële plegers (kindermisbruik)
1. verleidelijk (seductive) 2. gefixeerd 3. sadistisch
25
Kindermisbruik: gefixeerd (preferentiële plegers)
* deviante psychoseksuele ontwikkeling * verlangen aandacht van kinderen * dwangmatig aangetrokken tot kinderen
26
Kindermisbruik: Sadistisch (preferentiële plegers)
* agressief * seksueel opgewonden door geweld * focus: onbekende slachtoffers * extreem gevaarlijk
27
Kritieken op tyopologieën kindermisbruik
* cross-over of slechts behoren tot 1 type? * categoriale vs. dimensionele visie * obv welke info?
28
Niveau 3: microtheorieën
Typologie kindermisbruik: FBI-typologie
29
Niveau 2: Unifactoriële theorieën
cognitieve distorties => zelfregulatiemodel
30
Wat zijn cognitieve distorties?
Overtuigingen/morele justificatie dat het plegen van het delict niet zo erg is.
31
Typologieën van cognitieve distorties bij plegers van kindermisbruik volgens Ward & Keenan
1. kinderen als seksuele wezens 2. aard van de schade 3. oncontroleerbaar 4. entitlement 5. gevaarlijke wereld
32
Typologieën van cognitieve distorties bij plegers van kindermisbruik volgens Polaschek & Ward
1. vrouwen zijn ondoorgrondbaar 2. vrouwen zijn seksobjecten 3. seks-drive oncontroleerbaar 4. entitlement 5. gevaarlijke wereld
33
Typologieën van cognitieve distorties bij plegers van kindermisbruik volgens Mann & Hollin
1. Grief 2. zelf SO 3. Controle 4. Entitlement 5. Oneerbiedigheid tov (bepaalde) vrouwen
34
Verklaar de basisgedachte van het zelfregulatiemodel van Ward & Hudson
Mensen zijn doelgerichte wezens * verwervingsdoelen * vermijdingsdoelen Bij elk soort delict!
35
3 problemen zelfregulatie bij zedendelinquenten volgens het zelfregulatiemodel van Ward & Hudson
1. Onderregulatie 2. Verkeerde regulatie 3. Effectieve regulatie
36
Verklaar onderregulatie
niet of te weinig in staat om gedrag te beheersen en controleren, impulsief, emoties en gedragingen
37
Verklaar verkeerde regulatie
plegers weten dat het niet goed is, wil het plegen van delict vermijden => dus op een andere manier doen => maar is ook niet goed
38
Verklaar effectieve regulatie
Hebben controle en kunnen emoties reguleren. Ze willen een kind misbruiken/volwassene aanranden doel = delict plegen Doel is fout, hantering niet.
39
Geef de 4 delictroutes bij het zelfregulatiemodel
1. Passieve vermijding 2. Actieve vermijding 3. Automatische verwerving 4. Gepland verwerving
40
Verklaar en geef bijhorend zelfregulatieprobleem: Passieve vermijding
* proberen delict te vermijden, maar bij sterk negatieve emoties toch plegen door gebrek aan cognitieve vaardigheden * = onderregulatie
41
Verklaar en geef bijhorend zelfregulatieprobleem: Actieve vermijding
* wil delict gedrag vermijden, maar door het te weerstaan, is men nog harder geneigd ze te plegen * = verkeerde regulatie
42
Verklaar en geef bijhorend zelfregulatieprobleem: Automatische verwerving
* delict wordt impulsief gepleegd om negatieve emoties te verminderen of positieve emoties te versterken * contextueel * = onderregulatie
43
Verklaar en geef bijhorend zelfregulatieprobleem: Geplande verwerving
* wil delict plegen * effectieve zelfregulatie om doel te verwezenlijken
44
Finkelhorn's precondition model
= pad naar delict 1. interesse of motivatie nodig 2. interne en externe remming overwinnen 3. omgaan met weerstand kind 4. misbruik Men kan echter bij elke stap kiezen te stoppen
45
The motivation-facilitation model of sexual offending (Seto)
1. Motieven: parafilie, seksuele interesses, ... 2. Belemmering of bevordering: persoonlijkheidskenmerken en toestand 3. Situationele factoren 4. Misbruik
46
Welke periode is cruciaal bij het recidivecijfer?
Eerste 5j na delict
47
Factoren die seksueel recidiven bevorderen
1. seksuele deviantie en/of seksuele preoccupatie 2. antisociale tendensen en impulsiviteit
48
Welk meetinstrument meet de statische risicofactoren?
Static-99R
49
Welk meetinstrument meet de dynamische risicofactoren?
Stable-2007 Acute-2007