Hoofdstuk 50 Flashcards

1
Q

waar liggen de bijnieren

A

op de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke hormonen maken de bijnieren

A

cortisol, aldosteron, epinefrine (adrenaline) en norepinefrine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uit welke twee delen bestaan de bijnieren

A

cortex/schors
medulla/merg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke hormonen maakt de cortex

A

van cortisol, aldosteron en androgene
hormonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke hormonen maakt het medulla

A

epinefrine en norepinefrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uit welke drie lagen bestaat de cortex

A

Zona glomerulosa
Zona fasciculata
Zona reticularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de fuctie van Zona glomerulosa

A

maakt mineraalcorticoïde Aldosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de functie van Zona fasciculata

A

maakt glucocorticoïde cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de functie van Zona reticularis

A

maakt DHEA en DHEAS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat moet je weten over de DHEA en DHEAS

A

androgenen, maar ze zijn zwakker dan bijvoorbeeld testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uit wat voor soort cellen bestaat het medulla

A

chromaffine cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn cathecholamines

A

hormonen die gemaakt worden uit tyrosine, dus (nor)epinefrines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de functie van cortisol

A

dat de [glucose] in het bloedplasma stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zij stucturele verschillen tussen cortisol en aldolesteron

A

Aldosteron heeft geen OH-groep op positie 17
Aldosteron heeft een aldehyde groep op positie 18

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

heeft aldosteron heeft een glucocorticoïde effect

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het effect van cortisol op je lever

A

er is toename gluconeogenese waardoor [glucose] in bloed stijgt
Aminozuur metabolisme
Afbraak van spiereiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is het effect van cortisol op spier- en vetweefsel

A

Afname glucose-opname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke enzymen worden gemaakt door cortisol

A

enzymen betrokken bij de gluconeogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is het effect van cortisol op je vetweefsel

A

Lipolyse (afbraak vetten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is het effect van cortisol op je urine

A

Verhoogt Ca-uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is het effect van cortisol op je darmen

A

Vermindert Ca-resorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

cortisol stimuleerd afbraak van botweefsel, maar hoe heet dit

A

osteolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

cortisol remt osteoblasten, maar wat betekend dit

A

botvorming remt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is het effect van cortisol op Bindweefsel

A

Remt fibroblastactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat is het effect van cortisol op hart en bloedvaten (noem er 3)
Toename cardiac output Toename perifere weerstand Verhoging bloeddruk
26
heeft cortisol een mineralocorticoïde effect
ja, lichtelijk
27
wat doen mineralocorticoïden
de water-zout balans van het lichaam beïnvloeden
27
wat is het effect van cortisol op je immuun systeem
Anti-inflammatoir; waardoor immuuncellen worden geremd
28
wat is het effect van cortisol op het CNS
Gedragsveranderingen, veranderingen in cognitiviteit, stemmingswisselingen
29
wat is het effect van cortisol op je genen
Cortisol beïnvloed de transcriptie van bepaalde genen via GRs op GRE
30
waaruit word cholesterol gehaald
LDL cholesterol in de bloedbaan eigenproductie van acetaat
31
hoe word LDL cholesterol naar in cellen gebracht en hoe heet dat process
via de LDL-receptor door endocytose
32
waar word cortisol gemetaboliseerd
zona fasciculata en in mindere mate de zona reticularis
33
waar bevinden de enzymen die cortisol maken zich
in de mitochondria of glad endoplasmatisch reticulum (SER).
34
tot welke groepen behoren de enzymen die cortisol maken zich
cytochroom P-450 oxidase familie.
35
hoe en waardoor word pregnenolone met 21 koolstofatomen gemaakt
het cytochrome P450 side-chain-cleavage (SCC) enzym verwijderd de long side chain koolstofatomen van positie 20 in het cholesterol.
36
waar gaat pregnenolone heen
het gladde endoplasmatisch reticulum (SER).
37
wat doet enzyme 3β-HSD
oxideert het pregnenolone tot progesteron
38
hoe word 17α-hydroxyprogesteron gevormd (twee manieren)
17α-hydroxylase, zet een hydroxylgroep aan progesteron 17α-hydroxylase zet een hysroxyl groep aan pregnenolone en 3β-HSD zet het om
39
wat is de functie van 21α-hydroxylase in cortisol
voegt een hydroxylgroep toe aan 17α-hydroxyprogesteron, waardoor 11- deoxycortisol gevormd wordt
40
wat is de laatste stap van het productie plan van cortisol
In de mitochondriën voegt 11β-hydroxylase een hydroxylgroep toe aan het 11-deoxycortisol, waardoor cortisol gevormd wordt.
41
waar worden androgenen gemaakt (welke zones)
zona fasciculata en reticularis
42
hoe worden androgenen gemaakt
uit 17α-hydroxypregnenolone en 17α-hydroxyprogesteron door het enzym 17,20-desmolase.
43
welke androgenen moet ik kennen
androsteendion en dehydroepiandrosteron.
44
waardoor kan androsteendion omgezet worden tot het potente testosteron
17β-hydroxysteroid dehydrogenase.
45
waar kan androsteendion omgezet worden tot het potente testosteron
lever, nieren, of vetweefsel
46
hoe word cortisol verdeeld (bindingen en vrij) in het bloed
90% is gebonden aan het corticosteroïde bindend eiwit (CBG/transcortine). 7% van het cortisol is gebonden aan albumine 2-4% van het cortisol is vrij aanwezig in de bloedbaan
47
wat zijn twee kenmeneren van Transcortine
wordt gemaakt in de lever heeft een hogere affiniteit voor cortisol dan voor aldosteron.
48
waardoor word cortisol omgezet in cortison
11β-hydroxysteroid dehydrogenases (11β-HSDs).
49
welke zorgt voor een reversible effect 11β-HSD1 of 11β-HSD2
11β-HSD1
50
waar bevind 11β-HSD1 zich
lever- en vetweefsels.
51
waar bevind 11β-HSD2 zich
lever- en vetweefsels.
52
is cortisol hydrofiel of lipofiel
beetje van beide, hij kan zo door het cel membraan en kan vrij in het cytoplamsa bewegen
53
waarop zal cortisol in de cel binden
glucocorticoïde receptor (GR).
54
waar gaat het cortisol-GR complex heen
de celkern
55
waar zit het GR aan gebonden als het niet aan cortisol zit
hsp90.
56
waar zal het cortisol-GR complex aan binden
glucocorticoïde response elementen (GREs)
57
wat gebeurd er bij de glucocorticoïde response elementen (GREs)
genexpressie plaatsvinden of juist geremd worden.
58
wat houdt dimerisatie van de GRs in
er moeten er twee van een soort aan GREs binden om actief te worden
59
wat gebeurd er als cortisol effect heeft en stijgt in het bloed
dan zal in een korte tijd de secretie van ACTH vanuit de anterieure hypofyse geremd worden ook van CRH
60
hoe begint secretie van cortisol
bij corticotropine-releasing hormoon (CRH) vanuit hypothalame neuronen in de hypothalamus.
61
op basis van wat word CRH released
het circadiaansritme (dag-nachtritme) of stressoren
62
wat is de functie van CRH
stimuleert de anterieure hypofyse tot de afgifte van ACTH (corticotropine).
63
wat is de funtie van ACTH
stimuleert dan de bijnier (zona fasciculata) tot de afgifte van cortisol.
64
wat in de hypothalamus geven CRH af
Neuronen in de paraventriculaire nucleus
65
waar bevind CRH zicht naast de hypothalamus
pancreas, testis en CZS (als neurotransmitters).
66
hoe word CRH opgeslagen
het zit in blaasjes die worden afgegeven aan het interstitium van de median eminence in de hypothalamus.
67
waar bevind CRH-R1 (een G-eiwit gekoppelde receptor; GPCR) zich
op het celmembraan van corticotrofe cellen in de anterieure hypofyse
68
in wat resulteert de binding van CRH op de GPCR (en hoe)
Gαs activatie -> adenylyl cyclase activatie -> [cAMP] stijgt -> stimulatie van proteïne kinase A (PKA) -> openen van L-type calciumkanalen -> [Ca] stijgt intracellulair in de corticotrofe cel -> exocytose van opgeslagen ACTH -> ACTH komt vrij.
69
heeft AVP een rol is de secretie van ACTH
er word gedacht van wel
70
uit hoeveel aminozuren bestaat ACTH
39
71
waar word ACTH secreted
de corticotrofe cellen in de anterieure hypofyse.
72
hoe word de productie van ACTH genoemd
complex post-translational processing
73
waaruit ontstaat ACTH
POMC (pro-opiomelanocortine)
74
wat ontstaat er uit POMC in de anterieure hypofysekwab
J-peptide ACTH β-LPH (beta lipotropine) lange N-terminale peptide keten.
75
wat is de intermediaire hypofyse
een kwab die ontstaat tijdens de zwangerschap en foetale periode
76
wat ontstaat er uit POMC in de intermediaire hypofyse kwab
korte N-terminale peptide keten. γ-melanocyte–stimulating hormone (γ-MSH), J peptide, α-MSH, corticotropin-like intermediate-lobe peptide (CLIP), γ-LPH, β endorphin -> werkt als een opiaat
77
welke stoffen die gemaakt worden uit PoMC zijn melanocortinen
ACTH, α-, β- en γ-MSH
78
van welk type zijn melanocortine receptoren
GPCR
79
welke melanocortine receptoren zijn er
MC1R tot en met MC5R
80
wat gebeurd er als α-MSH, γ-MSH en ACTH binden op MC1R receptoren in melanocyten
er komt pigment vrij
81
waar bind ACTH bindt op MC2R receptoren (welke zones)
alle niveaus: zona glomerulosa, fasciculata en reticularis
82
wat is de functie van ACTH is het cortisol process
de omzetting van cholesterol tot pregnenolone via het SCC enzym.
83
hoe gaat ACTH in werking
Bij binding van ACTH activeert het GCPR -> adenylyl cyclase -> [cAMP] verhoging intracellulair -> activatie PKA -> fosforylatie van eiwitten.
84
wat onstaat er door ACTH (naast SCC)
Alle enzymen van de P-450 familie (zie eerder) LDL-receptor aanmaak waardoor cholesterol kan worden opgenomen uit de bloedbaan 3-hydroxy-3-methylglutaryl–coenzyme A (HMG-CoA) reductase voor de cholesterol synthese
85
wat gebeurd er als er geen ACTH is in de zona fasciculata en reticulatis
ze atrofiëren (verschrompelen; afnemen in cel aantal en daarmee functie).
86
wat gebeurd er als je glucocorticosteroïden slikt
er word geen ACTH meer gemaakt
87
hoe stopt cortisol productie van ACTH
het bind op GREs, en stopt gen expressie
88
zorgt cortisol voor de expressie van POMC
ja, en daarme dus ook ACTH
89
hoe stopt cortisol de productie van CRH
Plasma cortisol toename zorgt voor een afname van mRNA en peptides die belangrijk zijn voor de productie en opslag en stopt de release van presynthesized CRH.
90
welke negatieve feedback van cortisol is het belangrijkste: op de hypothalamus of de anterieure hypofyse
de anterieure hypofyse (ACTH)
91
hebben blinde mensen een circadiaansritme
nee
92
hoe worden CRH en ACTH afgegeven pulsatief of geleidelijk
pulsatief
93
wanneer is ACTH secretie het hoogst en laagst
hoogst in de ochtend, laagst in de avond
94
wanner is er veel cortisol in je lichaam
in de ochtend en tijdens stress
95
welke 3 stress signalen zijn er
Fysieke stress Psychologische stress Biochemische stress
96
wat is een voorbeeld van biochemische stress
Hypoglycemie (tekort aan glucose in het bloed)
97
wat word sneller afgebroken ACTH of cortisol
ACTH
98
wat is aldosteron
mineralocorticoïd en regelt het zoutbalans van het extracellulaire volume
99
in welke zone word aldosteron gemaakt
zona glomerulosa
100
wat is de eerste 2 stappen van de aanmaak van aldosteron
zelfde als cortisol dus: Het P-450 SCC enzym produceert pregnenolone uit cholesterol. Het SER enzym 3β-HSD zorgt voor oxidatie van pregnenolone waardoor progesteron ontstaat
101
wat doet 21α-hydroxylase in de maak van aldosteron
progesteron bewerken tot 11-deoxycorticosterone (DOC) in het SER
102
wat en waar zal DOC omzetten in corticosterone
In mitochondria door11β-hydroxylase dormiddel van hydroxylatie.
103
hoe zorgt 18- methyloxidase voor de uiteindelijke synthese van aldosteron
door 18-methyl oxidatie en 18-methyl hydroxylatie.
104
wat prikkelt de productie van aldosteron
angiotensine-II en een verhoogde kalium concentratie exctracellulair en ACTH lichtelijk
105
hoe word aldosteron verdeeld in het bloed
37% van het aldosteron zal vrij aanwezig 21% zal gebonden zijn aan CBG 42% zal gebonden zijn aan albumine.
106
waat bind aldosteon op
mineralocorticoïde receptoren (MRs)
107
waar zijn de mineralocorticoïde receptoren (MRs) (welke organen)
nieren, myocard, lever en hersens.
108
hoe kan het dat cortisol de functie van aldosteron niet overneemt terwijl hij wel kan binden aan de MRs en er is meer van
in de ICT en de verzamelbuizen is veel 11β-HSD2 en dit zorgt ervoor dat cortisol inactief word (renal distal tubule and collecting duct)
109
wat is het effect van aldosteron op de DTC
verhoogde Na-H pomp productie en activiteit,
110
wat is het effect van aldosteron op TAL
Verhoogde expressie van apicale natrium kanalen en Na/K/Cl cotransporters,
111
wat gebeurd er bij te veel aldosteron op lange termijn
hypertensie (verhoogde bloeddruk) en hypokaliëmie (tekort aan kalium) waardoor elektrolyten disbalans ontstaat.
112
wat is de functie van renine in de aldosteron secretie
Renine zorgt voor een grote hoeveelheid ANGII
113
wat is prorenine en waar zit het
dat is een stof die in het endotheel van de bloedvaten word omgezet tot renine
114
wat is de halveringstijd van renine
10-20 minuten.
115
wat is de functie van Angiotensine op de bloedvaten
zorgt voor vasoconstrictie
116
wat is de haveringstijd van angiostensin
minder dan 1 minuut
117
op welke receptoren bind ANGII zich
angiotensine receptoren AT1 en AT2
118
wat is er zo bijzonder aan angiotensine AT1 receptoren
het zorgt voor heel veer reacties die zorgen voor de maak van aldosteron
119
wat zet ANG II om in ANGIII
Aminopeptidase A
120
wat zet ANGIII om in ANGIV.
Aminopeptidase B
121
hoe ontstaat ANG-(1-7).
uit ANGI door middel van de volgende enzymen: * Het normale ACE enzym * Het ACE2 enzym * Neutral endopeptidases (NEPs)
122
wat doet ANG-(1-7)
ANG-(1-7) bindt op Mas receptoren en veroorzaakt een fysiologische effect dat tegenovergesteld is aan ANGII.
123
is ACE het enige dat ANGI omzet in ANGII en is renine het enige dan angiotensinogeen omzet in ANGI
nee er zijn ook andere enzymen/eiwitten/moleculen die dit kunnen
124
wat is het effect van kalium op Aldosteron
stijging K in ECF --> depolarisatie --> calcium kanalen open --> calcium ICF stijgt
125
wat is het effect van een hoge calcium concentratie in de cel op aldosteron
de SCC en aldosteron synthase activiteit gaan omhoog.
126
uit welke 3 delen bestaat het JGA
De granulaire cellen, De macula densa cellen, Extraglomerulaire mesangiale cellen
127
wat zijn de Extraglomerulaire mesangiale cellen
cellen die communicatie mogelijk maken tussen de granulaire cellen en macula densa cellen.
128
waar zitten de de granulaire cellen
in de wanden van de afferente arteriole en meten o.a. de rek op de arteriole.
129
welke te stoffen hebben negatieve feedbacksystemen tegen het RAAS systeem.
ANGII, aldosteron
130
welke cellen in de verzamelbuis stimuleerd aldosteron (CCT en ICT)
principal cells
131
wat doen de principal cells
zorgen dan voor reabsorptie van natrium en secretie van kalium.
132
hoe stopt kalium de afgifte van aldosteron
veel kalium buiten de cel stimuleert het maar het word uitgescheiden dus de prikkel neemt af
133
welke 3 medicijnen blokkeren het RAAS systeem
ACE remmers aldosteron-antagonisten remmers Angiotensine receptor remmers (ARBs)
134
wat voor cellen heeft de hypothalamus
neuro-endocriene cellen.
135
wat is er bijzonder aan het medulla van de bijnieren
het is neuro-endocrien
136
wat doen de adrenomedullaire chromaffine cellen
produceren catecholamines en slaan ze op: epinefrine (adrenaline) en norepinefrine.
137
welke producie is groter epinefrine of norepinefrine
epinefrine
138
op welk zenuwstelsel heeft Norepinefrine een rol
sympatische deel van autonome zenuwstelsel
139
wat voor neuronen zijn Chromaffine cellen
postganglionische neuronen van het sympathische zenuwstelsel.
140
welke prikkeling zorgt voor afgifte van epinefrine
ACh (acethylcholine)
141
hoe ontvangt de medulla van de bijniere bloedtoevoer
vanuit een subcapsulaire plexus van de bijnierschors (cortex). die vertakt in capillairen
142
waaruit ontstaat het bijniermerg (medulla) embryologisch
neurale lijstcellen
143
waaruit ontstaat het bijnierschors (cortex) embryologisch
mesoderm.
144
welke vezels slaan norepinefrine op
de zenuwuiteindes van sympathische vezels
145
wat is het verschil tussen de afgifte van norepinefrine en epinefrine
norepinefrine gaat via zenuwen en epinefrine gaat gelijk naar het bloed
146
wat is de grondstof van epinefrine
tyrosine
147
wat zet tyrosine om in L-dopa.
Tyrosine hydroxylase (TH)
148
waar zit Tyrosine hydroxylase (TH)
cytosol van de bijniermerg, en de uiteindes van sympathische vezels en bepaalde cellen in het centrale zenuwstelsel (CZS)
149
wat is de functie van Amino-zuur decarboxylase (AADC)
zet L-dopa om in dopamine (DA).
150
wat brengt dopamine vanuit het cytosol in de chromaffine granula
Een cathecolamine-H+ uitwisselaar (VMAT1 transporter)
151
wat is de funtie van Dopamine β-hydroxylase (DBH)
zet dopamine om in norepinefrine
152
hoe word dopamine omgezet in norepinefrine
door hydroxylatie van de β-carbon groep.
153
waar zit Dopamine β-hydroxylase (DBH)
binnenste oppervlakte van chromaffine granula in de bijniermerg. Ook kan je het aantreffen in de sympathische zenuwen.
154
hoe gaat Norepinefrine naar het cytosol
via VMAT1
155
wat zorgt voor de omzetting van norepinefrine tot epinefrine.
Phenylethanolamine-N-methyltransferase (PNMT)
156
wat is chemisch gezien het verschil tussen norepinefrine en epinefrine.
epinefrine heeft een extra methylgroep
157
waar word norepinefrine en epinefrine opgeslaggen in de medulla
in de granula van chromaffine cellen.
158
wat is de invloed van de CRH-ACTH-cortisol as op de synthese van catecholamines (epi enz)
ACTH stimuleert de synthese van L-dopa en (nor)epinefrine. Cortisol zorgt ook voor upregulatie van PNMT (verhoging van PNMT in cytosol van chromaffine cellen).
159
wat in de granulla zorgt voor opslagplaatsen van catecholamines
chromogranines A en B, ATP en calcium
160
welke receptoren prikkelt ACh
nicotine receptoren
161
wat gebeurd er als de nicotine receptoren geprikkelt worden
er ontstaat een depolarisatie in de chromaffine cellen, waardoor calcium kanalen openen en het intracellulaire calcium stijgt.
162
waarom is het gek dat wij meer chromogranine B hebben
chromogranine A is een belangrijke marker voor de bijniermerg activiteit.
163
waardoor word epinefrine afgebroken
COMT (catechol-O-methyltransferase)
164
tot wat word epinefrine afgebroken
metanefrine
165
waar word epinefrine afgrbroken
endotheelcellen, het hart, de lever en nieren.
166
wat is de tweede funtie van COMT (catechol-O-methyltransferase)
Breekt het norepinefrine af tot normetanefrine.
167
wat zet zet het metanefrine en normetanefrine om in VMA (vanillymandelic acid)
Monoamine oxidase (MAO)
168
als wat gaat VMA naar de urine
het word aan sulfaten of glucuroniden geplakt
169
wat is een Feochromocytoom (Pheochromocytoma)
een tumor die ongeregeld catecholamines produceerd
170
Aan welke receptoren bind Epinefrine en norepinefrine
meerdere adrenoreceptors.
171
hoeveel types alfa-adrenerge receptoren zijn er
2
172
hoeveel types en bèta-adrenerge receptoren zijn er
3
173
wat gebeurd er bij stimulatie β adrenoceptors
activatie Gαs -> activatie adenylyl cyclase -> verhoging [cAMP]
174
wat gebeurd er bij stimulatie α1 adrenoceptors
activatie Gαq -> activatie PLC -> verhoging IP3 en calcium concentratie intracellulair
175
wat gebeurd er bij stimulatie α2 adrenoceptors
activatie Gαi -> remmen van adenylyl cyclase -> verlaging [cAMP]
176
wat heeft controle over de afgifte van catecholamines
CNS, er zijn dus geen feedbackloops
177
welke 3 soorten Steroid hormones zijn er
glucocorticoids, mineralocorticoids, and sex steroids.
178
waarmee word hypertensie behandeld
ACE-remmers of ARBs.
179
wat is de oorzaak van Cushing syndroom
te veel glucocorticoïden.
180
wat is de oorzaak van Morbus Addison
bijnierschorsinsufficiëntie
181
wat zijn de gevolgen van Cushing syndroom
Gewichtstoename, hypertensie, spierverzwakking, hyperglycemie, verzwakte botten, verdunning van de huid en meer kans op infecties en tumoren
182
wat zijn de gevolgen van Morbus Addison
lage cortisol en aldosteron, hyperpigmentatie, hypoglycemie, hypotensie, hyponatriëmie
183
wat gebeurd er met ACTH als je lang prednison gebruikt
zal verlager door nergaive feedback
184
wat heeft invloed op epi en nor epi afgifte
stress en daarmee de sympathische activiteit CRH-ACTH-cortisol ACh
185
zijn de bloedvaten naar de medulla hoog in hormonen
ja
186
wat voor patroon volgt DHEA qua afgifte
net als cortisol een diurnal (overdag)
187
wat voor patroon volgt DHEAS qua afgifte
er is veel aanwezig en er is geen diurnal patroon
188
waarom kan de zona glomerulosa geen cortisol maken
hij heeft geen 17α-hydroxylase
189
juist of onjuist 17,20-desmolase is hetzelfde als 17α-hydroxylase
juist
190
hoe lang gaat adrenal androgen production omhoog tijdens de pubertijd
1 a 2 jaar
191
hoeveel keer zo groot is de affiniteit van CBG/transcortine voor cortisol dan voor aldosteron
30 keer
192
waar is het meeste GR aanwezig
cytoplasma
193
GRE bind op de 5' of 3' kant welke van de twee
5
194
waar lijken Gr receptoren op
mineralocorticoids, sex steroids, vitamin D, vitamin A, and thyroid hormone receptoren
195
bij welke domeinen horen homodimers en heterodimers,
A tot F
196
welk hormoon heeft effect op disorders like vascuritis, arthritis, malignancies, and in prevention of organ transplant rejection.
cortisol
197
STimuleerd CRH AVP
ja
198
waar bind CRH op
CRH-R1
199
waar bind ACTH op
MC2R
200
zijn de opslag van cortisol en aldosteron gelimiteerd of zijn de opgeslagen
gelimiteerd
201
heeft MR de zelfde affiniteit voor cortisol als aldosteron
ja
202
hoeveel procent van ACE zit in de longen
40%
203
van welke neuronen komt ACh
preganglionic
204
wat zijn chromogranins
granula in de chromaffine cellen
205
hoe lang werkt EPI
10 sec, ze werken heel snel
206
wat doet epi met de longen
relaxeert ze
207
wat doet epi in de panceas
remt insuline
208
wat is Pilo-erectie
haren komen door epi rechtop te staan
209
Hoe zorgt ACTH voor de vorming van aldosteron
Bind op MC2R > verhoging cAMP > PKA > [Ca] En renine release door cAMP
210
Hoe zorgt ANGII voor de maak van aldosteron
Bind op AT1 > Gaq > PLC > DAG en IP3 DAG > PKC IP3 > Ca release
211
Hoe zorgt ANGII voor een de depolarization
PKC en Ca zorgen er samen voor
212
Hoe zorgt Ca voor de productie van aldo (welk enzym zeg het aan)
Stimuleert SCC en brengt cholesterol naar SCC En zorgt het voor meer aldosteron synthase
213
Waar precies word norepi gemaakt
Granulla