Hoofdstuk 5: Het zelf: onszelf begrijpen in een sociale context Flashcards
zelfconcept
het geheel van overtuigingen dat mensen hebben over hun persoonlijke eigenschappen oftewel onze kennis over wie we zijn
onafhankelijk zelfbeeld
manier om zichzlelf te definiëren in termen van de eigen interne gedachten, gevoelens en handelingen
onderling afhankelijk zelfbeeld
manier om zichzelf te definiëren in termen van de relaties met andere mensen: erkennen dat het eigen gedrag dikwijls bepaald wordt door de gedachten voor anderen
zelfkennis
de manier waarop we begrijpen wie we zijn en informatie daarover ordenen
zelfcontrole
de manier waarop we plannen maken en beslissingen uitvoeren en bepaalt dus voor een deel wat voor persoon jij bent en hoe jij je gedraagt
impressiemanagement
de manier waarop we onszelf presenteren aan anderen om ervoor te zorgen dat ze de indruk van ons krijgen die we ze willen geven
introspectie
proces waarbij mensen naar binnen kijken en hun eigen gedachten, gevoelens en motieven onderzoeken
causale theorieën
theorieën over de oorzaken van eigen gevoelens en gedragingen
zelfperceptietheorie
theorie die stelt dat wanneer onze attitudes en gevoelens onzeker zijn, we onze conclusies daarover baseren op observaties van ons gedrag en de situatie waarin dat gedrag voortkomt
intrinsieke motivatie
verlangen om ergens aan te beginnen omdat je ervan geniet of het interessant vindt
extrinsieke motivatie
verlangen om ergens aan te beginnen vanwege externe beloningen of druk
overrechtvaardigingseffect
de neiging van mensen om de oorzaken van hun gedrag te zoeken in dwingende extrinsieke motivaties, waardoor ze de invloed van intrinsieke redenen onderschatten
fixed mindset (vast denkkader)
het idee dat we een bepaalde capaciteit in een bepaalde mate bezitten en dat dit gegeven onveranderlijk is
growth mindset (vormbaar denkkader)
het idee dat onze capaciteiten kneedbare kwaliteiten zijn die we kunnen cultiveren en ontwikkelen
tweefactorentheorie van emotie
het idee dat een emotionele ervaring het resultaat is van een zalfperceptieproces dat uit twee stappen bestaat en waarin mensen eerst fysiologische opwinding ervaren en daar vervolgens een geschikte verklaring voor zoeken
missatributie van opwinding
proces waarbij mensen verkeerde conclusies trekken over de oorzaak van hun gevoelens
sociale vergelijkingstheorie
het idee dat we over onze eigen vaardigheden en attitude leren door onszelf te vergelijken met andere mensen
opwaartse sociale vergelijking
onszelf vergelijken met mensen die beter scoren op een bepaalde eigenschap of vaardigheid van wijzelf
neerwaartse vergelijking
onszelf vergelijken met mensen die slechter scoren dan wijzelf op een bepaalde eigenschap of vaardigheid
sociale afstemming
het proces waarin mensen attitudes van elkaar overnemen
ego-depletie
de staat waarbij de energiebron die nodig is voor zelfcontrole is uitgeput, waardoor het uitoefenen van zelfcontrole niet tot nauwelijks mogelijk is
impressiemanagement
poging van mensen om anderen over te halen om hen te zien zoals ze gezien willen worden
zelfsabotage
strategie waarbij mensen voor zichzelf obstakels en excuses creëren zodat ze bij een mislukking niet zichzelf de schuld hoeven te geven
angstmanagementtheorie
de theorie die inhoudt dat zelfvertrouwen een buffer is die mensen beschermt tegen angstwekkende gedachten over hun eigen sterfelijkheid
self-efficacy
de mate waarin iemand zich bekwaam voelt een bepaalde taak uit te voeren of een bepaald doel te behalen, ook wel zelfeffectiviteit genoemd
narcisme
de combinatie van excessieve zelfgerichtheid en een gebrek aan empathie met anderen