Hoofdstuk 5: een netwerk is geen groep Flashcards

1
Q

sociaal netwerk

A

geheel van posities en relaties met een bepaalde mate van (onbewuste) organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociaal kapitaal?

A

3 componenten
1) vertrouwen
2) gedeelde waarden en normen
3) netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een dyade?

A

een sociale netwerk tussen 2 posities bv. een koppel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een triade?

A

een netwerksrelatie tussen 3 posities. Grote verandering t.o.v dyade, want nu zijn coalities mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

persoonlijk of ego-netwerk

A

ego komt hier rechtstreeks in interactie mee, je kent hun naam en achtergrond en kunt ze bv. opbellen om iets leuks te gaan doen samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

via-via netwerk

A

geheel van alle relaties die alle mensen bezitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

potentiële via

A

potentiële relaties via positie netwerk, als je meer tijd zou steken zouden deze relaties in ego-netwerk kunnen belanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kreuzung sozialer Kreise

A

als sociale kringen elkaar snijden, dan kunnen mensen een privésfeer ontwikkelen, dit leidt ertoe dat hun horizon verbreed wordt, maar omdat het soms gedeeltelijk overlapt moeten er keuzes worden gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

morfologische kenmerken van een netwerk?

A

1) grootte: omvang
2) dichtheid: contact
3) diversiteit: verscheidenheid
4) centraliteit: gatekeepers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

interactionele kenmerken van een netwerk?

A

1) sterke: frequentie, betrokkenheid en multiplexiteit
2) verwantschap: (niet) overlapping van zwakke/sterke banden
3) samenstelling: inhoud, graad van formelisering, multiplexiteit, reciprociteit en standaardisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

groep?

A

bevat meerdere netwerken
heeft groepsbewustzijn/groepscultuur
we kunnen ze benoemen bv. clubs
ze hebben cultuurpatroon
hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Soorten doelstellingen van een groep?

A

guiding beliefs: officiële doelstellingen
daily beliefs: doelstellingen die niet worden uitgesproken of neergeschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Typologie van groepen?

A

gemeenschappelijke waarden en normen + interactie en communicatie?
1) primaire groep
2) collectiviteit
3) samenzijn
4) sociale categorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale categorie?

A

interactie: nauwelijks
gemeenschappelijke waarde en normen: ontbreken
verzameling sociale eenheden met bepaald gemeenschappelijk kenmerk, bv. leeftijdscategorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

samenzijn?

A

mensen zijn met elkaar verbonden door de situatie die hen samenbrengt. bv. ramptoeristen bij ongeval, zodra het verdwijnt, verdwijnt het samenzijn.
interactie: aanwezig
gemeenschappelijke waarde en normen: ontbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

primaire groepen

A

fundamenteel voor de vorming van de sociale natuur en idealen van het individu.
interactie: regelmatig, veelvuldig en intensief
gemeenschappelijke waarde en normen: aanwezig

17
Q

collectiviteit?

A

grote groepen waarvan de leden niet echt communiceren, maar er wel een sterke samenhorigheid. Ze bestaat uit verschillende kleinere netwerken. bv. organisaties, sociale bewegingen
interactie: nauwelijks
gemeenschappelijke waarde en normen: aanwezig

18
Q

société civile/maatschappelijk middenveld?

A

bemiddelaar tussen individu en overheid.
intermediaire sociale en culturele organisaties die politieke doeleinden nastreven zonder noodzakelijk een politieke partij te zijn. Ze nemen als drukkingsgroepen deel aan de politieke besluitvorming

19
Q

Luc Huyse over de maatschappelijke velden?

A

1) politiek bestel
2) sociale veld
3) veld van de economie
4) middenveld
-> constante wisselwerking en houden elkaar in balans
-> Samenleving waar 1 veld ‘koloniseert’ raakt onderhevig aan desintegratie!

20
Q

sociale bewegingen?

A

aantal organisaties en losse actoren omtrent een maatschappelijk thema, die probeert op dit domein door collectieve actie buiten de geïnstitutionaliseerde politieke kanalen maatschappelijke veranderingen te realiseren.

21
Q

referentiegroepen?

A

=/= lidmaatschapsgroepen
groepen waaraan mensen hun waarden en/ of gedrag refereren

22
Q

normatieve referentiegroep?

A

wanneer mensen lid willen worden van de referentiegroep
anticiperende socialisatie!

23
Q

comparatieve/vergelijkende referentiegroep?

A

wanneer de groep enkel een voorbeeldfunctie heeft. Vergelijkingspunt hoeft niet altijd een groep te zijn, het kan ook een sociale categorie, abstract idee of 1 individu zijn.

24
Q

relatieve deprivatie?

A

we voelen ons tekort gedaan in vergelijking met anderen. bepaalde voorwaarden:
1)men heeft het goed niet
2)men ziet anderen die het goed wel hebben
3)men wil het goed ook hebben
4)men ziet het als haalbaar om het goed te verwerven

25
Q

binnengroepsconflicten?

A

tussen de leden van eenzelfde groep en het kan de interne solidariteit ondergraven, maar ook de interne cohesie vergroten.
Realistisch conflicten: kunnen door groepsleden worden opgelost
niet-realistisch conflict: kunnen niet door groepsleden worden opgelost en dus verlaagt interne solidariteit

26
Q

tussen groepsconflict?

A

zal de interne solidariteit van de groep verhogen door het scheppen van een extern vijandbeeld waartegen samen moet gestreden worden.
-> kan ook nieuwe allianties en associaties vormen

27
Q

externe conflicten

A

verhoogt interne solidariteit, personen die pluraliteit in eigen kring willen onderdrukken gebruiken deze tactiek. Ze scheppen bv. vijansbeeld in tijden van oorlog wanneer samenleving niet achter de leider staat.