hoofdstuk 1 Flashcards
posities?
plaats die je inneemt in een organisatie.
rollen?
de manier van invulling van de positie
functie?
manier waarbij individuen bijdragen aan een organisatie/samenleving
status?
evaluatie die buitenwereld geeft aan personen die een bepaalde positie beoefenen. Hoge status = extreem geapprecieerd, maar uitzonderingen, niet elke hoge positie = hoge status.
homo socialis
mens is een sociaal wezen, zonder interageren behaal je weinig resultaten
formele leiderschap?
aangekaarte leider die via officiële kanalen daar belandt is
informele leiderschap
men kijkt op naar deze persoon, ze hebben veel gezag en men kijkt op naar hem.
sociologische lens?
specifieke manier om naar de samenleving te kijken, informatie eruit te halen en indien nodig bijsturen
social imagination?
een socioloog moet verbeelding brengen + zwakke punten van samenleving remediëren door nieuwe verbeelding.
multiperspectiviteit?
wisseling van perspectieven, inleveren van en naar realiteit kijken van andere perspectief
selectieve waarneming?
Je kijkt vanuit zelfde perspectief door fysieke en sociale beperkingen.
referentiekaders/sociale brillen?
stereotypen. Stabiel maar niet onveranderlijk. Ze zijn individueel maar ook gedeeld
self-fulfilling prohpecy
Thomas en Thomas, zichzelf waarmakende voorspelling.
‘if people define situations as real, they become real in their consequences’
bekend voorbeeld: Pygmalioneffect
common sense?
gezond verstand, biedt vaak antwoorden op vragen, gebaseerd op feiten, waarnemingen, ervaringen, inzichten… bedoeld ovor praktische en onmiddelijke antwoorden
latendeprivatiemodel
Jahoda, 5 latente functies (naast arbeiderfunctie):
1) structureert de tijd van individuen
2) bron van sociale contacten en ervaringen
3) doeleinden
4) zorgt voor status en identiteit, draagt bij tot iemands positie in de samenleving
5) dwingt tot activiteit en ontwikkelen van competenties en vaardigheden