Hoofdstuk 5: De peuter. Flashcards

1
Q

Wat betekent groeiende zelfredzaamheid?

A

Groeiende zelfstandigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom zijn peuter gemiddeld later zindelijk dan 40 jaar geleden?

A
  • betere luiers
  • ouders hebben een drukker leven
  • kinderen worden door meerdere mensen opgevangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef drie voorwaarden voor de zindelijkheidstraining.

A
  • begrijpen: kan aanwijzingen opvolgen
  • kunnen: kan plas langer ophouden, zelfstandig staan en zitten
  • willen: moet willen meewerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de 4 stappen in de zindelijkheidstraining.

A
  • Pipi- en kakaklap: je moet vertellen wat er gebeurt.
  • Voorbereiden en wennen aan het potje: kind moet het potje gewoon worden.
  • Het potje met regelmaat gebruiken: laat het kind 2 à 5 minuten zitten.
  • Luier uit: doe het kind een onderbroekje aan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de eerste fase van de taalontwikkeling bij de peuter.

A

Eerste woordjes
1 tot 1,5 jaar
Herhaalde lettergrepen, eenwoordzinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de tweede fase van de taalontwikkeling bij de peuter.

A

Uitbreiden van de woordenschat
1,5 tot 2 jaar
Wat-vragen, tweewoordzinnen, zelfbewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de derde fase van de taalontwikkeling bij de peuter.

A

Meerwoordenzinnen
2 tot 2,5 jaar
Meerwoordenzinnen, grammaticaal onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welk conflict bevindt de peuter zich volgens Erikson?

A

Zelfstandigheid en twijfel/schaamte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef een ander woord voor evolutie.

A

Ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg zelfbewustzijn uit.

A

Het besef dat je een persoon bent met een eigen wil en een eigen waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg zelfredzaamheid uit.

A

Het vermogen om voor jezelf te zorgen en zelfstandig te leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly