Hoofdstuk 5: Allah, Mohammed en de islamieten Flashcards

1
Q

De islam

A

staat niet alleen (letterlijk) voor onderwerping, verwijzend naar de overgave in lichaam en geest aan de wil van God, maar verwijst ook naar het resultaat ervan, namelijk het realiseren van harmonie en vrede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Salaam

A

het realiseren van harmonie en vrede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Allahoe akbar

A

‘God is de grooste’ of ‘God is groter’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De laffercurve of de Khaldoun-Laffercurve

A

omgekeerd U-vormig verband tussen belastinggraad en belasting inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aja

A

meervoud ajaat. Van Alleh kan alleen in de ‘tekenen’ een glimp worden opgevangen, verzen in de koran

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De koran

A

in het heiligste geschrift van de islam en is volgens de traditie door Mohammed in het Arabisch neergeschreven op grond van de openbaring door God

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soera’s

A

hoofdstukken in de koran

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Al-alak

A

de eerste geopenbaarde soera, de bloedklonter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De hadith

A

een aanvulling op de koran, waarin het denken, het spreken en het handelen van de profeet is opgetekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oelama

A

degenen die belast zijn met de interpretatie van de koran en de hadith; tekstgeleerden, theologen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hidjra

A

de migratie van Mohammed zijn volgelingen van Mekka naar Medina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De Moehaddjiroen

A

de volgelingen die Mohammed gevolgd zijn vanuit Mekka

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ansaar

A

zij die Mohammed zijn gaan volgen na de migratie in Medina; de helpers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Schisma

A

tweespalt; scheuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Soennieten

A

volgelingen van Mohammed die Aboe Bakr als zijn opvolger kiezen als zijn naaste vertrouweling en als eerste kalief. Zij pleiten voor het naleven van de soenna van de profeet en het vormen van 1 gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sjieten

A

zij zijn Ali Ibn Talib, de schoonzoon en neef van Mohammed, als diens logische opvolger omdat hij in de rechte profetische lijn stond

17
Q

De sharia

A

of Gods weg of levenspad, is de eeuwige en onveranderlijke wil van God zoals die wordt uitgedrukt in de koran en de soenna. De sharia vormt dus een geheel van houdingen, gedragingen, ritussen, regels en aanbevelingen die God aand e moslims heeft geopenbaard zodat elk facet van het menselijke gedrag (zowel individueel als in gemeenschap) doordrongen wordt van de wil van God

18
Q

De fiqh

A

is de menselijke poging op Gods wil te begrijpen, te verstaan en te interpreteren en dus inherent feilbaar en veranderlijk. Een fiqh-geleerde deelt elke handeling in 1 van de volgende categorieën: verplicht, aanbevelenswaardig, geoorloofd (halal), afkeurenswaardig of verboden

19
Q

De vijf pijlers van de islam

A

de geloofsbelijdenis, het rituele gebed, de solidariteitsbijdrage aan de islamtische gemeenschap, de basten in de maand Ramadan, de bedevaart naar Mekka

20
Q

Zakat

A

solidariteit, een soort religieuze belasting die moslims en bedrijven onder bepaalde voorwaarden moeten betalen en een rechtvaardige herverdeling tot doel heeft. Het zakat wordt geschonken aan caritatieve initiatieven

21
Q

Maysir

A

gokken in al zijn vormen

22
Q

Verbod op gharar

A

een verbod op transacties waarbij het onderwerp van de transactie niet in handen is van 1 van de partijen en waarvan er onzekerheid is over het bezit ervan in de toekomst (dus speculatieve transacties)

23
Q

Raba

A

doen toenemen, vermeerderen

24
Q

Een verbod op Riba

A

het uitwisselen van soortgelijke goederen in verschillende hoeveelheden, waarbij het verschil in hoeveelheid geen juiste compensatie vertegenwoordigt (dus verbod op intrest of woeker)

25
Q

Riba al-fadl

A

die ontstaat bij ruil van gelijksoortige goederen in ongelijke hoeveelheden

26
Q

Riba al nasi’a

A

een vooraf bepaalde financiële of materiële winst op een lening met een vaste terugbetalingstermijn (vb. een vaste intrest op leningen)

27
Q

Riba al-jahiliyya

A

de pre-islamtische woekerpraktijk van de verdubbelingsrente

28
Q

Murabahah

A

verkopen op krediet

29
Q

Ilara

A

leasing

30
Q

Wadiah

A

bewaargeving; de klant vertrouwt een som geld toe aan de bank die daar autonoom en voor eigen rekening en risico mee aan de slag gaat. De klant krijgt in return voor het gedeponeerde kapitaal een gift (hibah) van de bank

31
Q

Mudarabah

A

winstdeling; de klant stelt de bank aan om de fondsen te investeren in risicovrije korte termijnprojecten en de klant deelt in de gerealiseerde winst pro rato van het laagste saldo dat op de spaarrekening stond gedurende een bepaalde periode

32
Q

Qard hasan

A

een caritatieve lening; wordt enkel uitgegeven op basis van goodwill of welwillendheid. De kredietverstrekker verwacht enkel de teruggave van het verstrekte krediet. De kredietnemer kan volledig vrij meer teruggeven als teken van dankbaarheid.