Hoofdstuk 3: Daar zijn de Grieken Flashcards
Sofisten
vreemdelingen die vanaf de 5e eeuw v.C. als leraars in Athene werkten
Polis
een term, door de Grieken gebruikt voor zowel een social-politiek gegeven, als een sociaal-geografisch gegeven
Subjectivisme
wereldbeschouwing die in het subject de grondslag zoekt van alle maat en wet
Relativisme
het idee dat een bepaald concept (waarheid, schoonheid, het goede, ..) niet op zich staat, maar afhankelijk van iets anders. Meestal wordt bedoeld dat waarheid relatief is. De waarheid van een uitspraak of theorie is dat niet absoluut, maar afhankelijk van de mens (het subject, de waarnemer) met zijn specifieke eigenschappen
Immoralisme
afwijzing van de geldende moraal
Utilitarisme
een ethische stroming die de morele waarde van een handeling afmeet aan de bijdrage die deze handeling levert aan het algemeen nut, waarbij onder algemeen nut het welzijn en geluk van alle mensen wordt verstaan
Eunuch
gecastreerde vrouwenbewaker in een harem
Lyceum
school met een afdeling gymnasium en atheneum
Peripat
wandelgang
Contemplatie
beschouwing, ‘het scheiden van iets uit zijn omgeving’
Naturalistische ethiek
de morele voorschriften ontspringen zich niet aan het menselijke subject of aan de eisen van de menselijke rede maar een de objectieve werkelijkheid. Het zegt niet alleen wat de mens is maar tegelijk ook wat de mens moet worden. Goed is wat bijdraagt tot de verwezenlijking van de menselijke essentie. Het laatste en hoogste doel of goed is de volledige voltooing. Wa tegoed is, ligt dus van nature vast en is als het ware voorgetekend in de werkgelijkheid zoals ze gegeven is.
Telos
Eindbestemming
Agere sequitur esse
het handelen ligt in de lijn van het zijn
Eudaimonia
het uiteindelijke levensdoel of hoogste goed, dat om zichzelf begeerd wordt en dus geen middel is voor een ander goed, is het geluk.
Dianoëtische deugd
verstandsdeugd, een deugd die de verstandelijke activiteit zelf regelt