Hoofdstuk 5 Flashcards
1
Q
Het kan me niet schelen.
A
Je m’en fiche.
2
Q
zich voorstellen
A
imaginer
3
Q
Het zou niet terecht zijn…
A
Il ne semble pas justifié…
4
Q
het domein… Give a synonym!
A
het gebied
5
Q
de veronderstelling
A
la supposition, l’hypothèse
6
Q
de gedachte
A
la pensée
7
Q
oppikken
A
leren (catch some infos)
8
Q
verwerven
A
acquérir, obtenir
9
Q
garanderen
A
garantir
10
Q
afsluiten
A
conclure
11
Q
opduiken
A
surgir
12
Q
tot nu toe
A
jusqu’à présent, jusqu’ici
13
Q
meer dan zat
A
genoeg van
sick and tired
14
Q
geschiedenis
A
histoire
15
Q
de deskundige
A
l’expert
16
Q
hakken
A
couper (à la hache)
17
Q
Ik heb een hekel aan…
A
J’ai horreur de…
18
Q
het geluid
A
le bruit, le son
19
Q
verliezen
A
perdre
20
Q
minder erg
A
moins grave
21
Q
wijsgemaakt
A
raconté, fait gober
22
Q
de ziel
A
l’âme
23
Q
ontiegelijk = ontzettend
A
très, extrêmement
24
Q
aanlokkelijk
A
attrayant, séduisant
25
stuitend
choquant
26
uitgesproken
prononcé, exprimé
27
aanwennen
s'habituer à
28
indringend
intrusif, marquant
29
door merg en been gaan
qui traverse le corps, qui donne des frissons
30
het merg
la moelle
31
het been
1. la jambe
| 2. l'os (het bot)
32
Het gaat door merg en been.
ça donne des frissons.
33
kwijtraken
perdre, débarrasser
34
zonder te kijken
sans voir
35
al heel lang
depuis très longtemps
36
...maar ik kan wel...
mais je peux cependant..
37
gering
minime, faible
38
de scala
un éventail, une palette, une gamme
39
gefascineerd
fasciné
40
Ik ben benieuwd naar...
Je suis curieuse de savoir...
41
vertegenwoordigen
représenter
42
doordringen
pénétrer, atteindre
43
opgewekt
de bonne humeur, enjoué
44
weliswaar
certes, il est vrai
45
inderdaad
en effet
46
wellicht
probablement
47
zwijgen
se taire
48
stuk
cassé, defectueux
| kapot, gebroken
49
ondergaan
vivre, expérimenter
| een operatie ondergaan
50
strekken
étirer
51
de werkelijkheid
la réalité
52
het brein
SYNONYM
de hersenen
53
gespannen
tendu
54
onrustig
agité
55
veronderstellen
supposer
56
meemaken = ondergaan
vivre, voir
57
uitgaan van
croire, penser
58
veronderstellen = uitgaan vans
croire, penser
59
luiden
sonner
Op zondag luiden de klokken al om acht uur.
60
al weer
de nouveau, encore
61
aanbrengen
apporter
62
de verpakking
l'emballage, le conditionnement
63
Met onze zintuigen kunnen we prikkels waarnemen.
...
64
wat
een beetje
Ik heb weliswaar wat fouten gemaakt, maar het resultaat is zeker voldoende.
65
voldoende
suffisant
66
de vaardigheid
l'agileté, l'habileté
67
het gehoor
l'ouie
68
het gezin
la famille
69
de armoede
la pauvreté
70
vies
sale, crasseux
71
Hij is zijn duim kwijtgeraakt.
Il a perdu son pouce.
72
het belastingtarief
le taux d'imposition
73
aannemen
supposer
74
druk hebben
être occupé
75
zich schamen
avoir honte
76
gestrekte
étiré
77
de kunstenaar
l'artiste
78
verzinnen
inventer, imaginer
79
de herfst
l'automne
80
de flard
le fragment, le morceau
81
betrouwbaar
digne de confiance
82
opvallend
frappant
83
onverschillig
indifférent
84
vernederen
humilier
85
het motto
la devise
86
uiterlijk
physique
87
verwerken
intégrer, incorporer
88
deels
partiellement
89
verzekeren
assurer, garantir
90
betrokken
impliqué,concerné
91
een presentatie houden
donner une conférence, présentation
92
Het lijkt wel of ik...
C'est comme si...
93
vermijden
éviter
94
afspreken
convenir d'un RDV
95
je angst aangaan
to face your fear
96
zakken
descendre, chuter, baisser, diminuer
97
tenminste
au moins, du moins
98
vliegtuigspotter
observateur d'avion
99
spotter
guetteur, observateur
100
uit het niets
sans prévenir
101
tekeergaan
s'agiter, s'accélérer
102
Ik ben het zat.
J'en ai marre.
103
omringd door...
entouré de...
104
leeg
vide
105
het leer
le cuir
106
minderwaardig
inférieur
107
hoogtes
hauteur, altitude
108
ten onrechte
à tort
109
het bestaan
l'existence
110
verwerven
acquérir, obtenir
111
de spreekvaardigheid
le talent oratoire, la capacité de parler
112
de mate
le degré, la mesure
113
de uitzondering
l'exception
114
aan allebei de kanten
des 2 côtés
115
gemiddeld
en moyenne
116
gevoeliger
plus sensible
117
Wat mij ook opvalt is...
Je suis également frappé que...
118
tenminste
du moins
119
zogenaamde
sois-disant
een zogenaamde vriend
120
volhouden
persévérer, persister
121
Dat heeft met allerlei verschillende factoren te maken.
Cela dépend de plusieurs facteurs différents.
122
degenen
ceux
123
op de valreep
à la toute dernière minute / in extremis
124
de deelnemer
le participant
125
bezeten
possédé, hanté
126
toegeven
avouer, céder
= bekennen
127
indrukwekkend
grandiose
128
de stewardess
l'hotesse de l'air
129
zuigen
sucer
130
de regenboog
l'arc en ciel
131
de vergadering
la réunion, l'assemblée
132
de toren
la tour
133
Met de komst van...
Avec l'arrivée de...
134
toegankelijk
accessible
135
de eisen
les exigences
136
wijzigen
modifier, changer
137
Hij heeft toegegeven...
ll a avoué...